Deontologie-advies Advies 647
Advocaat aangesteld door een bewindvoerder en een aangesteld door de pupil – welke advocaat mag effectief optreden? - geen (deontologische) regel die verbiedt dat de pupil wordt bijgestaan door twee raadslieden - geen (deontologische) regel die bepaalt welke advocaat ‘voorrang’ krijgt.
Dominique Dombret
Merve Köse
Vraag
In een dossier voorlopige bewindvoering heeft de voorlopig bewindvoerder een advocaat aangesteld. De pupil heeft eveneens een advocaat aangesteld. De stafhouder vraagt welke advocaat effectief mag optreden.
Advies
1.
Vooreerst rijst de vraag of de pupil wel een advocaat kan aanstellen. Immers, om een mandaat te kunnen geven aan een advocaat moet men handelingsbekwaam zijn.
Aangezien ik over geen informatie beschik, zal ik de vraag in concreto niet kunnen beantwoorden. Ik zet hieronder wel de principes uiteen, hoewel dit veeleer een juridische kwestie is dan een deontologische.
In de hypothese van de buitengerechtelijke bescherming blijft de beschermde persoon wils- en handelingsbekwaam om zelf (juridisch) op te treden. Hij kan aldus mandaat geven aan een advocaat om voor hem op te treden.
In geval van rechterlijke bescherming kan de vrederechter een beschermingsmaatregel met betrekking tot de persoon (artikel 492/1, §1 BW), de goederen (artikel 492/1, §2 BW) of de persoon en de goederen van de betrokkene (artikel 492/1, §3 BW) opleggen. De vrederechter moet in zijn beschikking uitdrukkelijk de handelingen met betrekking tot de persoon en/of met betrekking tot de goederen bepalen waarvoor de beschermde persoon onbekwaam is. Bij gebreke aan aanwijzing blijft de betrokkene bekwaam voor de handeling in verband met zijn persoon en/of zijn goederen.
Er dient met andere woorden in de beschikking van de vrederechter nagegaan te worden of hij expliciet het geven van een mandaat aan een advocaat heeft opgesomd als zijnde een handeling waarvoor de pupil onbekwaam is. Is dit niet gebeurd, dan is de betrokkene hiertoe nog bekwaam.
2.
Mocht blijken dat de pupil onbekwaam was om een advocaat aan te stellen, dan is het evident dat die niet kan optreden, maar wel de advocaat aangesteld door de bewindvoerder.
Indien de pupil wel over de vereiste bekwaamheid beschikt om mandaat te geven aan een advocaat, heeft hij twee advocaten: één aangesteld door hemzelf en één aangesteld door de bewindvoerder.
Er is vooreerst geen (deontologische) regel die verbiedt dat de pupil wordt bijgestaan door twee raadslieden. Zelfs in het kader van de juridische tweedelijnsbijstand is dat mogelijk (artikel 508/14, laatste lid Ger. W.).
De vraag rijst alleen of het wenselijk is dat de beschermde persoon twee advocaten heeft, die allebei moeten worden vergoed.
Er is evenmin een (deontologische) regel die bepaalt welke advocaat ‘voorrang’ krijgt in een situatie zoals in casu. Mijns inziens moet indien mogelijk de vraag veeleer gesteld worden aan de beschermde persoon. Wanneer dit niet mogelijk blijkt te zijn, dienen beide confraters onderling overeen te komen met inachtneming van de principes van loyaliteit, kiesheid en confraterniteit. Mochten zij hierin niet slagen, komt het mij voor dat u een beslissing neemt in het belang van de beschermde persoon.