Voorzitter op vrijdag: "Wij moeten alle vrees overwinnen en AI integreren in ons leven en dus ook in ons beroep"
Deontologie-advies Advies 711
De meldingsplicht en de termijn van één maand bedoeld in artikel 109 van de Codex laten de stafhouder toe tijdig kennis te krijgen van een mogelijk disfunctioneren van het kantoor, insolventie-, tuchtrechtelijke of andere problemen, … zodat hij hierin desgevallend kan tussenkomen om tot een oplossing te komen bij een mogelijk onderliggend probleem. Dit sluit echter niet de mogelijkheid van een advocaat uit om de gerechtelijke weg te bewandelen. De stafhouder kan de toegang tot de rechter niet verhinderen of beperken. Die ratio legis van artikel 109 van de Codex brengt met zich mee dat de appreciatie van de hoogdringendheid (die een uitzondering vormt op de wachttermijn van één maand) in eer en geweten toekomt aan de betrokken advocaat. Hij mag hiervan geen misbruik maken.
Merve Köse
Dominique Dombret
Vraag
Een advocaat van uw balie meldt u overeenkomstig artikel 109 van de Codex een confrater te willen dagvaarden. Hij stelt geen maand te kunnen wachten om over te gaan tot de procedure en beroept zich hiervoor op de ‘gemotiveerde hoogdringendheid’ zoals bepaald in artikel 109, derde alinea.
De advocaat meent dat de advocaat zelf die hoogdringendheid kan beoordelen en dat dit niet noodzakelijk door de stafhouder dient te gebeuren. U bent er echter steeds vanuit gegaan dat dit toekomt aan de stafhouder.
U vraagt of de advocaat zelf mag beslissen over de aanwezigheid van hoogdringendheid en dus zelf kan beslissen om de procedure te starten zonder de wachttijd van één maand in acht te nemen.
Advies
De meldingsplicht en de termijn van één maand bedoeld in artikel 109 van de Codex laten de stafhouder toe tijdig kennis te krijgen van een mogelijk disfunctioneren van het kantoor, insolventie-, tuchtrechtelijke of andere problemen, … zodat hij hierin desgevallend kan tussenkomen om tot een oplossing te komen bij een mogelijk onderliggend probleem. Dit sluit echter niet de mogelijkheid van een advocaat uit om de gerechtelijke weg te bewandelen. De stafhouder kan de toegang tot de rechter niet verhinderen of beperken.
Die ratio legis van artikel 109 van de Codex brengt met zich mee dat de appreciatie van de hoogdringendheid in eer en geweten toekomt aan de betrokken advocaat. Het spreekt voor zich dat hij hiervan geen misbruik mag maken. Hij dient dan ook de hoogdringendheid volgens artikel 109, derde alinea te motiveren.
Mocht u van oordeel zijn dat er geen sprake zou zijn van kennelijke hoogdringendheid, kan u de advocaat deontologisch aanspreken en hem desgevallend in tucht vervolgen. U kan hem evenwel niet verbieden de rechtsvordering in te leiden, een strafklacht in te dienen of een gerechtelijke bewarende maatregel te nemen tegen een confrater.
Jan Meerts
Bestuurder deontologie, tucht en regulering