Voorzitter op vrijdag: "Als niemand betwist dat Justitie een kerntaak van de overheid is, dan is het moment aangebroken om daar iets aan te doen."
"Geen 'wij-zij-verhaal', maar een gezamenlijke inspanning om de tweedelijnsbijstand te versterken"
Erkenning als kmo-portefeuille dienstverlener tot 2029 verlengd
Onverenigbaarheden
Hieronder leest u de leidraad die de OVB heeft opgesteld over wat u mag verwachten als u een andere activiteit wil uitoefenen naast uw advocatenberoep en u uw stafhouder daarover informeert.
De Codex laat toe dat u, mits het naleven van enkele voorwaarden, andere activiteiten kan uitoefenen naast uw advocatenberoep. U moet dat, op enkele uitzonderingen na, minstens één maand op voorhand schriftelijk, omstandig en gedetailleerd melden aan uw stafhouder.
In de handleiding leest u wat u mag verwachten als uw stafhouder de activiteit prima facie als verenigbaar of onverenigbaar beschouwt. De nota bespreekt ook de bevoegdheid van de raad van de Orde indien u een andere activiteit uitoefent.
Werkwijze bij melding van andere activiteiten
De algemene vergadering keurde op 19 december 2018 het reglement tot wijziging van ‘Afdeling I.2.5 Onverenigbaarheden’ en ‘Deel IV Advocaat treedt op in een andere hoedanigheid’ van de Codex Deontologie voor Advocaten (hierna: “de Codex”), goed. Het reglement werd in de Codex opgenomen onder de artikelen 11e.v. en trad in werking op 15 april 2019.
Met het oog op de modernisering van het beroep van advocaat wordt de principiële onverenigbaarheid van andere activiteiten met het beroep van advocaat omgedraaid. De advocaat die een andere activiteit wil uitoefenen, dient dat – op enkele uitzonderingen na - minstens één maand op voorhand schriftelijk, omstandig en gedetailleerd te melden aan zijn stafhouder.
Hieronder biedt de OVB de stafhouders een leidraad voor het geval zij door een advocaat in kennis worden gesteld van zijn voornemen om een andere activiteit uit te oefenen. Het volgen van een uniforme werkwijze is wenselijk.
De andere activiteit wordt nog niet uitgeoefend (artikel 11bis van de Codex)
Bevoegdheid van de stafhouder
De stafhouder ontvangt de schriftelijk, omstandig en gedetailleerd omschreven melding van de andere activiteit die een advocaat wenst uit te oefenen naast zijn advocatenberoep. De advocaat licht tevens toe dat hij bij de uitoefening van die activiteit de kernwaarden van de advocatuur naleeft en het publieke vertrouwen in de advocatuur niet in het gedrang brengt (artikel 11bis van de Codex). Op grond hiervan adviseert de stafhouder dat de gemelde activiteit prima facie verenigbaar, dan wel onverenigbaar lijkt te zijn met het beroep van advocaat. Het standpunt van de stafhouder is niet bindend.
- De stafhouder meent dat de activiteit prima facie verenigbaar is met het beroep van advocaat.
Hoewel artikel 11bis van de Codex niet bepaalt dat de stafhouder de advocaat dient te informeren over zijn standpunt betreffende de verenigbaarheid van de andere activiteit met het beroep van advocaat, komt het wenselijk voor dat hij toch de advocaat hiervan in kennis stelt. Aangezien de visie van de stafhouder niet bindend is, kan de advocaat hieruit geen rechten putten. Het biedt hem geen rechtszekerheid. De stafhouder vermeldt dit in zijn brief aan de advocaat. Deze laatste kan de stafhouder niet verzoeken om de vraag voor te leggen aan de raad van de Orde ten einde een bindend oordeel te kennen over de verenigbaarheid van zijn voorgenomen activiteit met het beroep van advocaat. De raad kan evenmin worden verzocht advies te verstrekken als de activiteit nog niet wordt uitgeoefend. De raad is in beide gevallen ‘besmet’ mocht de stafhouder later (wanneer de activiteit wordt uitgeoefend) het dossier voor de raad brengen.
Pas wanneer de advocaat de activiteit uitoefent zal de raad van de Orde zich hierover conform artikel 437, tweede lid Ger. W. in een procedure zoals in tucht, kunnen buigen en een bindende beslissing kunnen uitvaardigen.
- De stafhouder meent dat de activiteit prima facie onverenigbaar is met het beroep van advocaat.
De stafhouder deelt dit mee aan de advocaat en adviseert hem om af te zien van de uitoefening van de andere activiteit. De advocaat kan niet worden verhinderd om de voorgenomen activiteit aan te vatten; de activiteit kan pas worden verboden als ze effectief wordt uitgeoefend.
Wanneer de advocaat beslist om de voorgenomen activiteit toch uit te oefenen, kan de stafhouder ambtshalve het dossier voorleggen aan de raad van de Orde. De verder te volgen procedure leest u hieronder in punt 2 ‘De andere activiteit wordt reeds uitgeoefend’.
- De stafhouder kan geen beroep doen op de adviesprocedure van artikel 11quinquies van de Codex. Alleen de raad van de Orde kan voor de toepassing van artikel 437, tweede lid Ger. W. – wat betekent dat de activiteit reeds wordt uitgeoefend - voorafgaand advies vragen aan de voorzitter van de Commissie Deontologie van de Orde van Vlaamse Balies.
- De stafhouder kan wel advies vragen aan de (voorzitter van) de Commissie Deontologie buiten de door artikel 11quinquies van de Codex voorgeschreven adviesprocedure.
De andere activiteit wordt uitgeoefend (artikel 437, tweede lid Ger. W.)
Bevoegdheid van de raad van de Orde
De raad van de Orde is uitsluitend bevoegd in de hypothese dat de advocaat de andere activiteit reeds uitoefent. Volgens artikel 437, tweede lid Ger. W. dient de procedure zoals in tucht te worden gevolgd (artikelen 197 – 205 van de Codex).
Alleen de stafhouder kan de vraag omtrent de onverenigbaarheid voorleggen aan de raad van de Orde. De betrokken advocaat kan wel zelf om zijn weglating verzoeken indien hij een activiteit uitoefent die onverenigbaar is met het beroep van advocaat.
De raad van de Orde beslist in een met redenen omklede beslissing. De raad kan beslissen dat de uitgeoefende activiteit verenigbaar, dan wel onverenigbaar is met het beroep van advocaat. In geval van twijfel kan de raad van de Orde advies vragen aan de voorzitter van de Commissie Deontologie van de Orde van Vlaamse Balies (artikel 11quinquies, tweede lid van de Codex). Dit advies is niet bindend voor de raad van de Orde.
- De raad van de Orde oordeelt dat de activiteit verenigbaar is met het beroep van advocaat.
De raad kan overeenkomstig artikel 11ter van de Codex het uitoefenen van de andere activiteit onderwerpen aan voorwaarden, zoals het onderbrengen van de activiteit in een afzonderlijke vennootschap met beperkte aansprakelijkheid.
- De raad van de Orde oordeelt dat de activiteit onverenigbaar is met het beroep van advocaat.
Indien de raad van oordeel is dat de uitgeoefende activiteit onverenigbaar is met het beroep van advocaat spreekt hij de weglating uit. De advocaat kan hiertegen beroep instellen bij de tuchtraad van beroep.
- De raad van de Orde wenst het advies van de voorzitter van de Commissie Deontologie over de vraag of de andere activiteit al dan niet verenigbaar is.
Overeenkomstig artikel 11quinquies, tweede lid van de Codex kan de raad van de Orde een voorafgaand, niet-bindend advies vragen aan de voorzitter van de Commissie Deontologie van de Orde van Vlaamse Balies.
De advocaat wordt schriftelijk geïnformeerd over dit advies. Hij krijgt de gelegenheid om zijn opmerkingen schriftelijk te bezorgen aan de voorzitter van de Commissie Deontologie. Hierna neemt de raad een beslissing.
Hoewel artikel 11quinquies, eerste lid van de Codex voorschrijft dat de raad van de Orde zijn beslissingen overmaakt aan de Orde van Vlaamse Balies, vraagt de OVB trimestrieel zowel de beslissingen van de raad van de Ordes (artikel 437, tweede lid Ger. W.) op, als de meldingen die werden gedaan aan de stafhouders en het gevolg dat zij hieraan hebben gegeven (artikel 11bis van de Codex).
Om een zekere uniformiteit na te streven worden de activiteiten geïnventariseerd en trimestrieel meegedeeld op de vergadering van de commissie stafhouders. Die lijst en de geanonimiseerde adviezen verstrekt door de voorzitter van de Commissie Deontologie conform artikel 11quinquies van de Codex, zullen tevens gepubliceerd worden op het privaat luik van de website van de Orde van Vlaamse Balies.