Standpunt advies wetsontwerpen wijziging Vreemdelingenwet en Opvangwet
Auteur
Laurence Lambert
De Orde van Vlaamse Balies en de Ordre des Barreaux francophones et germanophone hebben de Commissie voor Binnenlandse Zaken, de Algemene Zaken en het Openbaar Ambt van de Kamer een schriftelijk advies uitgebracht over de wetsontwerpen nrs. 2548 en 2549 van 22 juni 2017, die de Vreemdelingenwet van 15 december 1980 en de Opvangwet van 12 januari 2007 wijzigen.
Wetsontwerp 2548
- Het nieuwe artikel 48/6, § 2 Vw.
Tot tweemaal toe wordt bepaald dat stukken aan de raadsman worden teruggegeven “op vertoon van een geschreven volmacht uitgaande van de vreemdeling”.
Aangenomen wordt dat met “raadsman” de “advocaat” (begrip gebruikt in artikel 57/5quater, § 2, tweede lid) wordt bedoeld.
Het vereiste van een volmacht is in strijd mat artikel 440 van het Gerechtelijk Wetboek. De advocaat treedt immers op als gevolmachtigde van de partij zonder dat hij van enige volmacht moet doen blijken.
- Het nieuwe artikel 48/8 Vw.
Er bestaat geen probleem met de voorgestelde wettekst.
Op blz. 50 bovenaan van de memorie van toelichting staat evenwel dat de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen (RvV) de Commissaris-generaal voor de vluchtelingen en de staatlozen (CGVS) niet kan opleggen om een medisch onderzoek te laten uitvoeren.
- Het nieuwe artikel 48/9, § 5 Vw.
Hierin wordt bepaald dat de CGVS kan afzien van een medisch onderzoek voor een verzoeker om internationale bescherming die procedurele noden heeft, in het bijzonder omwille van foltering, verkrachting of andere ernstige vormen van psychisch, fysiek of seksueel geweld, indien dat niet verenigbaar is met het onderzoek binnen de verkorte termijnen bepaald in de artikelen 57/6/1, § 1 of 57/6/4 Vw.
Dat is onaanvaardbaar. Bedoelde termijnen zijn termijnen van orde.
- Het nieuwe artikel 50, § 1 Vw.
Volgens artikel 50, § 1, laatste lid moet het doen van een verzoek om internationale bescherming in persoon gebeuren. Dat is de omzetting van artikel 6, lid 3 richtlijn 2013/32/EU.
Artikel 7 van de richtlijn heeft het over het doen van een verzoek namens personen ten laste of minderjarigen. Dat artikel lijkt niet omgezet te worden.
- Het nieuwe artikel 51/4, § 2 Vw.
Een nieuw vierde lid bepaalt dat de taal van de procedure van een volgend verzoek steeds de taal is waarin het vorig onderzoek werd onderzocht. Daartegen bestaat geen bezwaar.
Er moet wel een uitzondering worden bepaald voor de verzoeker die geen tolk nodig heeft, wat niet uitzonderlijk is als hij al enkele jaren in België verblijft.
- Het nieuwe artikel 52/3 Vw.
Voorheen behield de verzoeker om internationale bescherming het attest van immatriculatie dat hij ontving bij de indiening van het verzoek tot na de weigering in beroep. Op dit ogenblik ontvangt hij een bevel om het grondgebied te verlaten in geval van weigering door de CGVS.
Volgens het nieuwe artikel 52/3 ontvangt de vreemdeling, die onwettig in België verblijft, al bij het doen van zijn verzoek om internationale bescherming een bevel.
De Raad van State stelde over de huidige wettekst bij arrest nr. 234.074 van 8 maart 2016 een prejudiciële vraag aan het Hof van Justitie om te weten of de afgifte van een bevel na de weigering van het verzoek door de CGVS, en nog vóór de uitspraak van de RvV, in strijd is met artikel 5 van de Terugkeerrichtlijn en van het non-refoulementbeginsel en het recht op een effectief beroep, gewaarborgd door de artikelen 19, § 2 en 47, eerste lid van het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie.
Minstens moet dan ook afgezien worden van de geplande wijziging van artikel 52/3.
Wetsontwerp 2549
- Artikel 39/70
In dit artikel 5 wordt, nog meer dan nu het geval is, afbreuk gedaan aan de schorsende aard van het beroep in te dienen bij de RvV tegen een afwijzing van een verzoek om internationale bescherming.
Dat kan niet aanvaard worden.
Er wordt verwezen worden naar het arrest van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EVRM) van 19 januari 2016 inzake M.D. en M.A. / België, waar het Hof een schending van artikel 3 EVRM vaststelde voor dit echtpaar van wie een verzoek en 3 volgende verzoeken waren afgewezen.
Zoals blijkt uit vaste rechtspraak van het Hof moet, telkens wanneer er een risico van schending van artikel 3 EVRM bestaat, steeds een van rechtswege schorsend beroep open staan.