Standpunt beroepstermijnen Raad voor Vreemdelingenbetwistingen
Auteur
Laurence Lambert
Op vraag van de Kamercommissie voor Binnenlandse Zaken, Veiligheid, Migratie en Bestuurszaken stelden we een advies op bij het wetsvoorstel dat de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen wijzigt om de beroepstermijn bij de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen voor vreemdelingen in repatriëringscentra aan te passen.
Volgens ons volstaan de voorgestelde beroepstermijnen niet om een doeltreffend rechtsmiddel naar behoren voor te bereiden en in te stellen.
Het wetsvoorstel werd op 12 juli 2022 verworpen door de Kamercommissie.
Schending van het recht op een doeltreffende voorziening in rechte
Volgens ons schenden beide voorgestelde beroepstermijnen (van slechts 5 dagen en amper 48 uur) het grondrecht op een doeltreffende voorziening in rechte en het doeltreffendheidsbeginsel.
Kortere termijnen invoeren zonder gelijktijdig een strategie uit te bouwen om te voorzien in tijdige, noodzakelijke juridische bijstand, strookt volgens ons niet met de verplichting om het recht op een doeltreffende voorziening in rechte te waarborgen.
De voorgestelde beroepstermijnen kunnen immers niet volstaan om een daadwerkelijk rechtsmiddel voor te bereiden en in te stellen met de vereiste procedurele waarborgen. We zien niet in hoe een beroep tegen zo een belangrijke beslissing in een dergelijke korte tijdspanne voldoende goed kan voorbereid, opgesteld en ingeleid worden.
Ook het Grondwettelijk Hof besliste in zijn arrest van 25 februari 2021 dat de lidstaten redelijke termijnen moeten vaststellen, die de uitoefening van het recht op een daadwerkelijk rechtsmiddel niet onmogelijk of uiterst moeilijk mogen maken. Het Hof van Justitie van de Europese Unie oordeelde bovendien dat de beroepstermijn, om het doeltreffend te zijn, materieel moet volstaan om een daadwerkelijk rechtsmiddel voor te bereiden en in te stellen.
Advies Raad van State
Ook de Raad van State plaatste in zijn advies enkele vraagtekens bij de doeltreffendheid van de voorgestelde beroepstermijnen.
De Raad van State vroeg de indieners van het wetsvoorstel dan ook om aan te tonen dat de termijn van 5 dagen, die in het geval van een tweede verwijderings- of terugdrijvingsmaatregel wordt teruggebracht tot 48 uur, de vreemdeling en zijn advocaat in staat stelt een daadwerkelijk beroep in te stellen.
Wetsvoorstel verworpen
Op 12 juli 2022 heeft de Kamercommissie voor Binnenlandse Zaken, Veiligheid, Migratie en Bestuurszaken het wetsvoorstel verworpen.