Ga verder naar de inhoud

Deontologie-advies Advies 719

Netwerk (in de zin van de wet van 17 maart 2019 betreffende de beroepen van accountant en belastingadviseur) tussen belastingadviseurs en accountants; geen juridische eenheid tussen beiden – multidisciplinaire groepering tussen advocaten en diezelfde belastingadviseurs – geen (on)rechtstreekse band tussen de advocaten en de accountants – niet alleen het vermijden van werkelijke belangenconflicten, ook de schijn van het bestaan ervan dient te worden vermeden.

Auteur

Merve Köse

Jurist deontologie
Merve Köse

Auteur

Dominique Dombret

Coördinator deontologie en tucht
Dominique Dombret

Deel dit artikel

Vraag

De stafhouders wensen het standpunt van de bestuurder deontologie te vernemen over de nota van mr. X, waarin hij repliceert op het eerdere advies nr. 714.

In dat advies gaf ik aan dat niet alleen het vermijden van werkelijke belangenconflicten één van de kernwaarden van de advocaat is, maar ook dat de schijn van het bestaan ervan dient te worden vermeden. Het belangenconflict wordt bovendien gepercipieerd vanuit het standpunt van de rechtzoekende.

In casu kon ik mij niet van de indruk ontdoen dat in hoofde van de heer Y, de tegenpartij van de cliënten van mr. X, minstens de perceptie bestaat (zoals hij zelf had aangegeven) dat mr. X van kantoor Z niet onafhankelijk is en een tegenstrijdig belang heeft doordat kantoor Z naar de buitenwereld toe de indruk wekt (door het voeren van een gemeenschappelijke naam) een (on)-rechtstreekse band te hebben met een accountantskantoor, de accountant van vennootschap A, de vennootschap waarvan de heer Y en de cliënten van mr. X aandeelhouders zijn.

In repliek op dit advies meent mr. X in de eerste plaats dat de regeling rond belangenconflicten bij multidisciplinaire samenwerkingsverbanden in de codex deontologie voor advocaten geen algemeen geldende verplichtingen of beperkingen oplegt die van toepassing zijn op de verhouding tussen zijn kantoor en het accountantskantoor, omdat tussen hen geen multidisciplinaire samenwerkingsverband bestaat.

Dit vloeit volgens hem voort uit een letterlijke (samen)lezing van artikelen 171.8, 171.12, 173.6, 177.4, 178bis.7 en 178bis.8 van de Codex.

Hij voegt daaraan toe dat die “ondubbelzinnige” regeling niet op grond van een teleologisch interpretatie, noch op grond van de regel van de kiesheid kan worden uitgebreid naar zijn kantoor en accountantskantoor. Hij beroept zich daarvoor enerzijds op het beginsel interpretatio cessat in claris. Anderzijds meent hij dat bij gebrek aan eender welke juridisch-economische band tussen zijn kantoor en het accountantskantoor de regels over samenwerkingsverbanden tussen advocaten en advocaten en niet-advocaten niet zonder meer mogen worden toegepast, omdat dat zou indruisen tegen de doelstelling van die bepalingen om minder hechte vormen van samenwerkingsverbanden flexibeler te omkaderen. Welnu, omdat er geen samenwerkingsverband bestaat tussen zijn kantoor en het accountantskantoor, is er geen nood om de belangenconflictregeling, die expliciet geldt voor multidisciplinaire groeperingen, maar niet voor zulke netwerken, wel toe te passen op zijn kantoor en het accountantskantoor. Overigens zou het risico op belangenconflicten bij samenwerkingsverbanden tussen advocaten en niet-advocaten volgens mr. X minder hoog zijn, omdat beiden een andere functie uitoefenen en derhalve niet lijnrecht tegenover elkaar komen te staan.

Tot slot zou een beroep op de regel van de kiesheid tot gevolg hebben dat afbreuk wordt gedaan aan het recht van de cliënt om zijn raadsman zelf te kiezen en het recht van de advocaat om zijn beroep vrij uit te oefenen.

Mr. X betreurt dat werd uitgegaan van de subjectieve indrukken van de tegenpartij als zou mr. X niet onafhankelijk kunnen optreden voor zijn cliënten, terwijl die indrukken niet gesteund waren op objectieve feiten. Het feit dat zijn kantoor en het accountantskantoor een gemeenschappelijke benaming dragen, zou irrelevant zijn, omdat de Codex zelfs bij gereguleerde (multidisciplinaire) samenwerkingsverbanden het gebruik van een gemeenschappelijke benaming uitdrukkelijk toelaat. Hij wijst erop dat de benadering in mijn eerder advies kan leiden tot een nieuwsoortige processtrategie die erin bestaat de advocaat van de tegenpartij bij de stafhouder te wraken, terwijl er daarvoor geen wettelijke grondslag bestaat.

Los van zijn juridische beschouwingen, stelt mr. X dat er feitelijk geen risico bestaat op schending van het beroepsgeheim of zijn onafhankelijkheid als advocaat. Het accountantskantoor treedt slechts op als de boekhouder van vennootschap A, en is verder niet in de procedure tot uittreding en gedwongen overname van de aandelen, opgestart door de heer Y tegen de cliënten van mr. X, betrokken. De boekhoudkundige stukken van het accountantskantoor kunnen verder door eenieder worden aangewend. Dat de tegenpartij meent dat mr. X “mogelijks niet op voldoende objectieve en kritische wijze de financiële gegevens van de vennootschap kan beoordelen” is een beoordeling die haar niet toekomt en die overigens niet wijst op een risico van een belangenconflict.

Ik verleen u het volgende advies.

Advies

Vooreerst wens ik te benadrukken dat alleen de “algemene regels” uit Afdeling V.1.1. van de Codex, te weten artikelen 171.1 tot en met 171.19, van toepassing zijn op multidisciplinaire samenwerkingsverbanden, maar niet de “bijzondere regels” met betrekking tot associaties, groeperingen en netwerken.

Voor zover het kantoor van mr. X en het accountantskantoor geen multidisciplinair samenwerkingsverband vormen in de zin van de Codex, bevat hoofdstuk V.2. ‘Samenwerking tussen advocaten en niet-advocaten’ van de Codex, zoals mr. X terecht aangeeft, inderdaad geen bepalingen over de manier waarop moet worden omgegaan met belangenconflicten in ‘feitelijke relaties’ zoals deze tussen zijn kantoor en het accountantskantoor.

Dat er geen uitdrukkelijke regels zijn terug te vinden in de Codex, betekent echter niet dat er geen regels zijn: bij gebrek aan bijzondere regels, moet er worden teruggevallen op de algemene regels en de kernwaarden van de advocatuur. Die laten de instellingen van de advocatuur toe om situaties die momenteel niet deontologisch geregeld zijn, te beoordelen. Zo nodig kan dat later leiden tot een expliciete regeling in de Codex.

In dat verband wil ik nogmaals beklemtonen dat advocaten zowel werkelijke belangenconflicten als elk risico op belangenconflicten, dienen te vermijden. Het Hof van Cassatie bevestigde dat reeds in 2003:

Overwegende dat, in België, voor de goede uitoefening van het beroep van advocaat, van wezenlijk belang is dat de cliënt in volledige onafhankelijkheid en in zijn belang zou worden verdedigd; dat de advocaat in dit verband elk risico van belangenconflicten moet vermijden en een strikt beroepsgeheim in acht moet nemen;
— (Cass. 25 september 2003 AR C.03.0139.N; zie tevens adviezen Departement Deontologie OVB nr. 146 (2002) en 158 (2002))

Het principe van de onafhankelijkheid van de advocaat raakt volgens het toenmalige Arbitragehof ook de openbare orde (Arbitragehof 2 april 1992, nr. 24/92, ov. 5.B.4.). Dat heeft onder meer tot gevolg dat dat principe onbeschikbaar is voor de cliënt, zodat die dus niet kan instemmen met een afwijking ervan.

Artikel 2 van de Codex bepaalt dan weer het volgende:

De verplichtingen die op de advocaat rusten, vereisen de absolute onafhankelijkheid van de advocaat, vrij van alle druk, in het bijzonder van de druk van eigen belangen of van beïnvloeding van buitenaf. De advocaat moet elke aantasting van zijn onafhankelijkheid vermijden en mag de beroepsethiek niet veronachtzamen om de cliënt, de rechter of derden welgevallig te zijn. De onafhankelijkheid is bij alle werkzaamheden noodzakelijk.

In het licht van het bovenstaande blijf ik bij mijn eerdere visie dat er in dit dossier minstens de schijn van een gebrek aan onafhankelijkheid bestaat in hoofde van mr. X. Zijn kantoor en het accountantskantoor zijn dan misschien geen juridisch verbonden ondernemingen, toch wekken ze naar de buitenwereld toe de indruk minstens feitelijk met elkaar gelieerd te zijn door het voeren van een gemeenschappelijke naam. Dat gebeurt ook doelbewust, omdat het verband houdt met de multidisciplinaire dienstverlening waarop de grote accountingkantoren inzetten.

Dat doet vragen rijzen over de positie van mr. X. In dit dossier behartigt hij de belangen van twee aandeelhouders tegen de vordering van een andere aandeelhouder tot uittreding en gedwongen over-name van diens aandelen. Hij is evenwel niet de raadsman van vennootschap A, de vennootschap waarvan de aandelen in het geding zijn en die op grond van artikel 2.62 van het Wetboek van Vennootschappen en Verenigingen zelf een procespartij is en hierin bijgestaan wordt door haar eigen raadsman, mr. B.

In tegenstelling tot wat mr. X beweert, is het risico op belangenconflicten in situaties als deze niet gering. Integendeel, omdat zijn kantoor en het accountantskantoor niet de belangen van dezelfde cliënt behartigen, bestaat het risico dat mr. X – al dan niet uit vrees voor eventuele represailles – zich niet louter laat leiden door de belangen van zijn twee cliënten, maar ook door de belangen van het accountantskantoor als boekhouder van vennootschap A.

Mijn inziens brengt dit standpunt het recht van rechtzoekenden om vrij een advocaat te kiezen, alsook het recht om als advocaat zijn beroep vrij uit te oefenen niet in het gedrang. Het feit dat een aangezochte advocaat moet nagaan of er een beletsel bestaat tegen zijn optreden in een bepaald dossier, en zo ja, zich moet verontschuldigen of zich moet terugtrekken, heeft geen uitstaans met het recht van de recht-zoekende om vrij een advocaat te kiezen. De rechtzoekende heeft immers vrij een advocaat aangezocht die door (potentiële) belangenconflicten en dergelijke meer jammer genoeg niet (meer) kan optreden.

Hetzelfde geldt voor het recht van de advocaat om vrij zijn beroep uit te oefenen: de advocaat heeft inderdaad dat recht om zijn beroep vrij uit te oefenen, maar dan wel conform de deontologische regels.

Tot slot wijs ik erop dat advocaten de eventuele deontologische ongerijmdheden van hun confraters ter beoordeling aan de stafhouder mogen voorleggen. De adviespraktijk van de Orde van Vlaamse balies inzake belangenconflicten biedt daarvan meerdere voorbeelden (zie bv. adviezen nrs. 686, 684, 667, 656, 595, … ).

Jan Meerts

Bestuurder deontologie, tucht en regulering

Ook interessant

Advies 720

Meer lezen

Advies 714

Meer lezen

Gerelateerd nieuws

Deze berichten verschenen recent:
Deontologie Witwaspreventie

Wijzigingen aan de lijst van verdachten van terrorisme

Er werden 89 personen geschrapt van de nationale lijst van personen en entiteiten die verdacht worden van terrorisme. Bekijk de aangepaste lijst.

Meer lezen
Deontologie Witwaspreventie

AML-wijzer: een OVB-gids naar een beter begrip van uw witwaspreventieverplichtingen

Hebt u het gevoel te verdwalen in de vele complexe regels over witwaspreventie? Volg dan ons nieuw opleidingstraject witwaspreventie. In verschillende modules maken enkele ervaren confraters u wegwijs in deze materie, en dat mét bijzondere aandacht voor uw beroepspraktijk.

Meer lezen
Deontologie

Zaak Halmer Rechtsanwaltsgesellschaft: Hof van Justitie bevestigt onafhankelijkheid van het beroep

Het Hof van Justitie van de Europese Unie heeft een belangrijk arrest uitgesproken over de onafhankelijkheid van het advocatenberoep. Het Hof oordeelt dat lidstaten zuiver financiële investeerders mogen verbieden deel te nemen in het kapitaal van een advocatenvennootschap. Een dergelijke beperking is gerechtvaardigd om de onafhankelijkheid van advocaten te waarborgen.

Meer lezen
Deontologie

Verbod op eenzijdig contact tussen advocaat en personen in een onderzoekende, bemiddelende of beslissende functie

De algemene vergadering heeft op 18 december 2024 een wijziging van artikel 100 CDA goedgekeurd. Het nieuwe artikel verduidelijkt dat het verbod op eenzijdig contact van een advocaat met personen in een onderzoekende, bemiddelende of beslissende functie niet alleen geldt bij eigen initiatief, maar ook bij contact vanuit deze personen, zowel rechtstreeks als onrechtstreeks. Daarnaast voorziet het artikel een uitzondering wanneer de procedure op tegenspraak dit expliciet toestaat, zoals bij specifieke wettelijke bepalingen.

Meer lezen
Deontologie Beroepsgeheim

Klokkenluiders moeten rekening houden met het beroepsgeheim van de advocaat

Het Grondwettelijk Hof heeft opnieuw zijn gunstige rechtspraak over het beroepsgeheim van de advocaat bevestigd, ditmaal in het kader van ons vernietigingsberoep tegen de klokkenluiderswetten voor de private en de publieke sector.

Meer lezen
Tucht

Stel u kandidaat voor het College van Toezicht als extern lid

Heeft u interesse in de deontologie en het tuchtrecht van de advocatuur? Stel u dan kandidaat om als niet-advocaat deel uit te maken van het College van Toezicht.

Meer lezen
Tucht

Tuchtraden opnieuw sa­men­ge­steld voor 24-27

De tuchtraden en de tuchtraad van beroep werden opnieuw samengesteld voor de komende drie gerechtelijke jaren 2024 – 2027.

Meer lezen
Deontologie Fiscaal recht Beroepsgeheim

Beroepsgeheim mag niet volledig worden uitgesloten in fiscale zaken

Het Hof van Justitie heeft zich opnieuw uitgesproken over het beroepsgeheim van de advocaat. In zijn arrest van 26 september 2024 herhaalt het Hof zijn recente rechtspraak en oordeelt dat het juridisch advies van een advocaat, ongeacht het rechtsdomein, valt onder het beroepsgeheim.

Meer lezen
Tucht

Nieuwe tutorials helpen cliënten met klachten over hun advocaat

We hebben vijf duidelijke en toegankelijke tutorials ontwikkeld voor cliënten die een klacht willen indienen tegen hun advocaat. In deze serie van korte video's legt OVB-voorzitter Peter Callens stap voor stap uit hoe het klachtenproces werkt en wat cliënten kunnen verwachten.

Meer lezen