Voorzitter op vrijdag: "Wij moeten alle vrees overwinnen en AI integreren in ons leven en dus ook in ons beroep"
Deontologie-advies Advies 717
Het drijven van handel en nijverheid is absoluut onverenigbaar met het beroep van advocaat (artikel 437, eerste lid, 3° Ger. W.). De uitvoerende functie van zaakvoerder van een VOF die tot doel heeft handel te drijven in textiel en aanverwante producten, kan niet worden toegelaten naast de uitoefening van het beroep van advocaat.
Merve Köse
Dominique Dombret
Vraag
Een kandidaat-stagiaire wenst zich vanaf september e.k. in te schrijven aan uw balie. Ze deelt u mee dat ze samen met haar moeder een online kledingzaak uitbaat en aldus medeaandeelhouder is in een VOF. Uit de aan u meegedeelde informatie blijkt dat de betrokkene zaakvoerder is van de VOF.
De kandidaat-stagiaire vraagt uw toestemming om die activiteit verder te mogen zetten wanneer ze ingeschreven wordt op de lijst van stagiairs.
Advies
Volgens artikel 437, eerste lid, 3° Ger. W. is het drijven van handel en nijverheid absoluut onverenigbaar met het beroep van advocaat. De raad van de Orde heeft in tegenstelling tot de onverenigbaarheid met bezoldigde betrekkingen of werkzaamheden, zoals bedoeld in artikel 437, eerste lid, 4° Ger. W., geen beoordelingsmarge.
Zoals u weet werd sinds de totstandkoming van het zogenaamde reglement perimeter (dat werd goedgekeurd na de Ondernemingswet van 15 april 2018 dat de begrippen ‘handelaar’ en ‘koopman’ verving door ‘onderneming’) dit verbod ten onrechte genegeerd, ervan uitgaande dat artikel 437, eerste lid, 3° Ger. W. zou worden gewijzigd. Dit is uiteindelijk niet gebeurd.
Gelet op enerzijds artikel 254, tweede lid van de Ondernemingswet van 15 april 2018 (dat de toepassing van wettelijke, reglementaire of deontologische bepalingen die met verwijzing naar "handelaar", "koopman" of afgeleide begrippen beperkingen opleggen aan de toegelaten activiteiten van gereglementeerde beroepen, onverlet laat) en anderzijds het openbare orde-karakter van artikel 437, eerste lid, 3° Ger. W., kan niet anders dan de onverenigbaarheid van het beroep van advocaat met het drijven van handel en nijverheid worden erkend.
De uitvoerende functie van zaakvoerder van een VOF die tot doel heeft handel te drijven in textiel en aanverwante producten, kan dan ook niet worden toegelaten naast de uitoefening van het beroep van advocaat.
Hoewel de meegedeelde activiteit als onverenigbaar dient te worden beschouwd, geef ik u volledigheidshalve nog mee dat volgens artikel 34, derde alinea van de Codex de raad van de Orde een verminderde beschikbaarheid van de stagiair voorafgaandelijk kan toestaan, op voorwaarde dat de stage de hoofdactiviteit uitmaakt. Men moet effectief en voldoende in de praktijk werkzaam zijn als advocaat-stagiair.
Jan Meerts
Bestuurder deontologie, tucht en regulering