Deontologie-advies Advies 456
Het is bijzonder moeilijk voor een advocaat om onder het stelsel van de collectieve schuldenregeling te vallen. Beroeps- en/of privéschulden kunnen de onafhankelijkheid van de advocaat ernstig in het gedrang brengen.
Auteur
Dominique Dombret

Auteur
Merve Köse

Vraag
U stelt mij de vraag of een stagiair die zijn heropname op de lijst van de stagiairs aanvraagt, doch momenteel in collectieve schuldenregeling zit, kan opgenomen worden op de lijst. U vraagt onder meer of dergelijke situatie wel strookt met de waardigheid van het beroep.
Advies
Advocaten zijn ondernemers (HvJ 19 februari 2002, Wouters, nr. C-309/99, Jur. HvJ. 2002, I, 1577; Cass. 23 september 2003, TBH 2004, 50). Dit houdt in dat zij ook in insolvabiliteitsituaties kunnen terechtkomen.
Het ministerie van Justitie heeft aan de Orde van Vlaamse Balies gevraagd of de wet op de continuïteit der ondernemingen, die niet toepasselijk is op de vrije beroepen, diende uitgebreid te worden naar de vrije beroepen en de advocatuur. De Orde van Vlaamse Balies heeft gemeend dat de uitbreiding van de Wet Continuïteit Ondernemingen tot de advocatenvennootschappen:
- indruist tegen de vertrouwensrelatie tussen advocaat en cliënt;
- het beroepsgeheim in gevaar brengt;
- de onafhankelijkheid van de advocaat in gevaar brengt;
- het wezenlijk recht miskent van de cliënt om onmiddellijk een einde te maken aan de opdracht die hij toevertrouwde aan de advocaat.
Deze week mocht ik het wetsontwerp ontvangen houdende aanpassing van de Wet betreffende de Continuïteit van de Ondernemingen en de organisering het elektronisch dossier en tot wijziging van de wetten van 20 december 1948 houdende de organisatie van het bedrijfsleven en van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk. Uit dit ontwerp leid ik af dat de Wet Continuïteit Ondernemingen niet zal uitgebreid worden naar de vrije beroepen. M.a.w. de huidige situatie zou behouden blijven.
Wat de collectieve schuldenregeling betreft, rijst de vraag of deze in overeenstemming is met de waardigheid van het beroep van advocaat.
Blijkbaar zijn er een paar gevallen van collectieve schuldenregeling gekend, vooral in het zuiden van het land.
De tuchtraad van Brussel sprak een opschorting uit en legde als voorwaarde op dat de advocaat een verzoek tot collectieve regeling zou neerleggen, hetgeen hij blijkbaar niet onmiddellijk deed zodat de zaak opnieuw voor de tuchtraad werd gebracht en de tuchtraad een nieuwe voorwaardelijke sanctie oplegde met o.a. dezelfde voorwaarde (Tuchtraad Brussel, 3 februari 2009, onuitgegeven).
Wel hebben een aantal advocaten de balie verlaten en dan een collectieve schuldenregeling aangevraagd.
Het probleem van de collectieve schuldenregeling werd voorgelegd aan de commissie deontologie. De commissie stelde een aantal problemen vast. De commissie nam geen standpunt terzake aan, maar ik had wel de indruk dat de meeste leden van de commissie gekant waren tegen de schuldbemiddeling van een advocaat. Er stellen zich inderdaad een aantal problemen bij de collectieve schuldenregeling, onder meer het feit dat de naam van cliënten bekend wordt gemaakt. Dit probleem is misschien nog oplosbaar, maar ook de onafhankelijkheid zou in gevaar kunnen komen en risico’s kunnen inhouden voor de cliënten. Aan de studiedienst van de Orde van Vlaamse Balies werd gevraagd of het opportuun is de situatie wettelijk te regelen.
De tuchtraden menen dat een ernstige schuldenlast van de advocaat een gevaar/risico’s kan uitmaken voor de financiële middelen die een advocaat in zijn bezit zou krijgen. (Tuchtraad Antwerpen, 14 februari 2012, onuitgegeven, bevestigd in verzet, 12 juni 2012, onuitgegeven).
Ik vrees dat het toch bijzonder moeilijk is voor een advocaat om onder het stelsel van de collectieve schuldenregeling te vallen. Beroeps- en/of privéschulden kunnen de onafhankelijkheid van de advocaat ernstig in het gedrang brengen. Hij zou zich aldus kunnen laten verleiden om gemakkelijkere procedures aan te raden. Deze risico’s moeten dan gedragen worden door cliënten, hetgeen m.i. niet kan.
Edward Janssens
Bestuurder departement deontologie