Deontologie-advies Advies 146
Verbod strijdige belangen te behartigen - onafhankelijkheid - kiesheid - advocaat moet zich spontaan uit de zaak deporteren ook al heeft cliënt geen opmerkingen gemaakt - toetssteen is niet of de advocaat persoonlijk meent over voldoende onafhankelijkheid te beschikken om de belangen te onderscheiden, doch de optiek van de cliënt die zijn vertrouwensman "aan de andere zijde ziet opduiken"
Auteur
Dominique Dombret

Auteur
Merve Köse

De problematiek heeft zowel te maken met het verbod strijdige belangen te dienen dat in ons beroep als regel van openbare orde wordt aangemerkt (Arbitragehof, 2 april 1992, nr 24/92, R.W., 1991-1992, 1362) als met de onafhankelijkheid resp. de kiesheid die van advocaten wordt geëist.
Het optreden van een advocaat tegen een vroegere cliënt stelt vaak problemen.
Aldus besliste de Antwerpse Raad (Beslissing 5 november 1979, "Onverenigbaarheid (IV), Optreden van advocaat tegen vroegere cliënt in geding betreffende dezelfde moeilijkheden, niet toelaatbaar"), dat zelfs indien een eerste procedure volledig afgehandeld is, het niet betaamt "dat een advocaat die aanvankelijk door één der partijen geraadpleegd werd en voor haar opgetreden is, later - al zij het dan ook met de toestemming van zijn cliënt - in een geding betreffende dezelfde moeilijkheden voor de wederpartij optreedt".
Een gelijkluidende regel bestaat in de Brusselse balie (Reglement, 17 juni 1979 ; D.R.H.R., artikel 8 ; STEVENS, J., Regels en gebruiken van de advocatuur te Antwerpen, 2de Ed., Antwerpen, Kluwer, 1997, pag. 455 :
"Artikel 8 :
In het algemeen is het de advocaat in beginsel verboden een partij bij te staan die in een geding of een transactie de wederpartij is van een andere cliënt (ook al werd deze laatste zijn cliënt in geschillen of transacties die geheel vreemd zijn aan het te beoordelen dossier). Dit verbod kent geen uitzondering wanneer de advocaat via eerdere tussenkomsten voor deze andere cliënt precieze gegevens ontving die tegen de andere cliënt zouden kunnen worden gebruikt."
Ik wil er op wijzen dat deze zaken niet moeten worden bekeken vanuit de optiek van de advocaat die meent persoonlijk voldoende onafhankelijkheid te bezitten om de belangen te onderscheiden en de vertrouwelijkheid van wat hij vernam van zijn cliënten te verzekeren (wat hier duidelijk de afweging is die Mr X. blijkens zijn brief van 26 november 2001, al. 3 in eer en geweten heeft gemaakt). Doch vanuit de optiek van de cliënt welke het bevreemdend kan vinden dat hij zijn advocaat, die hij in vertrouwen heeft genomen, "aan de andere kant" ziet opduiken.
In de concrete omstandigheden van de zaak kan er bezwaarlijk aan getwijfeld worden dat zowel de kwestie van de arbeidsongeschiktheid (waarin Mr X. eerder consulteerde, en gezien het betaalde ereloon van 60.000 BEF zal dat geen oriënterende of beperkte consultatie zijn geweest, en gezien de aard van de betwisting met de verzekeringsmaatschappij moet hij wel noodzakelijk kennis hebben gehad van veel precieze gegevens) als het advies van de medische raad betreffende het litigieuze ontslag van zijn ex-cliënte (bij de tot standkoming waarvan Mr X. optrad als adviseur van deze raad) behoren tot het debat dat voor het Hof gevoerd wordt.
Hij zal zich dus alsnog uit de zaak moeten terugtrekken.
De regel dat een advocaat zich spontaan moet terugtrekken uit eigen beweging wanneer dergelijke onverenigbaarheid of probleem van kiesheid zich voordoet, maakt dat het zonder belang is dat de ex-cliënt dat in een eerste beweging niet heeft opgemerkt.
Stafhouder Jo Stevens
Bestuurder departement deontologie