Ga verder naar de inhoud

Rechtspraak-advocatuur Persoon onder bewind en betekening ver­stek­von­nis/ melding van rechts­mid­de­len tegen ver­stek­von­nis

In een arrest van 11 oktober 2018 oordeelde het Grondwettelijk Hof dat artikel 187 van het Wetboek van strafvordering, zoals van toepassing vóór de vervanging ervan bij artikel 83 van de wet van 5 februari 2016 tot wijziging van het strafrecht en de strafvordering en houdende diverse bepalingen inzake justitie, alsook artikel 40 van de wet betreffende de politie over het wegverkeer, gecoördineerd bij het Koninklijk Besluit van 16 maart 1968, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet schenden, in samenhang gelezen met artikel 6, lid 1, van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens.

Auteur

Merve Köse

Jurist deontologie
Merve Köse

Auteur

Dominique Dombret

Coördinator deontologie en tucht
Dominique Dombret

Deel dit artikel

Rolnummer: 6718

GWH 11 oktober 2018, nr. 134/2018

In een arrest van 11 oktober 2018 oordeelde het Grondwettelijk Hof dat artikel 187 van het Wetboek van strafvordering, zoals van toepassing vóór de vervanging ervan bij artikel 83 van de wet van 5 februari 2016 tot wijziging van het strafrecht en de strafvordering en houdende diverse bepalingen inzake justitie, alsook artikel 40 van de wet betreffende de politie over het wegverkeer, gecoördineerd bij het Koninklijk Besluit van 16 maart 1968, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet schenden, in samenhang gelezen met artikel 6, lid 1, van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens.

Feiten

In casu was een man onder voorlopig bewind geplaatst in 2011 omdat hij door zijn gezondheidstoestand en langdurig alcoholprobleem niet in staat werd geacht zijn goederen te beheren. Die man wordt op 31 augustus 2015 gedagvaard voor de politierechtbank voor het besturen van een voertuig onder invloed van alcohol op 13 oktober 2014. De dagvaarding om te verschijnen op 7 oktober 2015 wordt betekend aan zijn woonplaats.

De onder voorlopig bewind geplaatste man krijgt evenwel geen kennis van die dagvaarding en evenmin van de zitting, aangezien hij op beide momenten in de residentiële opvang van een psychiatrisch ziekenhuis verblijft. In strijd met artikel 145, derde lid, van het Wetboek van strafvordering wordt de dagvaarding niet betekend aan zijn bewindvoerder. Bij verstek wordt de man op 7 oktober 2015 veroordeeld tot onder andere een gevangenisstraf van acht maanden, een geldboete van 4800 euro en een levenslang rijverbod. Ook dat verstekvonnis wordt op 30 oktober 2015 betekend aan zijn woonplaats. Opnieuw krijgt de onder voorlopig bewind geplaatste man wegens zijn verblijf in de residentiële opvang van een psychiatrisch ziekenhuis geen kennis van dat verstekvonnis.

Wanneer de man vervolgens op 20 januari 2016 persoonlijk kennis wordt gegeven van het levenslang rijverbod via een formulier, krijgt hij ook kennis van het verstekvonnis. In het formulier wordt immers verwezen naar het verstekvonnis en de betekening ervan, zonder dat evenwel melding wordt gemaakt van de veroordeling tot een gevangenisstraf en een geldboete, noch van een mogelijkheid tot verzet.

Slechts wanneer de man op 22 september 2016 een brief ontvangt die stelt dat hij zich moet aanmelden in de gevangenis ter uitvoering van het verstekvonnis, contacteert hij zijn bewindvoerder en tekent hij op 26 september 2016 verzet aan tegen het verstekvonnis. Dat verzet wordt door de politierechtbank bij vonnis van 7 december 2016 evenwel niet-ontvankelijk verklaard wegens laattijdigheid. Tegen dat vonnis tekent de man beroep aan bij de correctionele rechtbank, die de hiernavolgende prejudiciële vragen voorlegt aan het Grondwettelijk Hof.

Prejudiciële vragen

“1. Schendt artikel 187 van het Wetboek van Strafvordering dat de gevolgen van de betekening van een veroordelend verstekvonnis regelt, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet samen gelezen met artikel 6.1 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens daar waar het, naar analogie met artikel 145 van het Wetboek van Strafvordering, niet voorziet in de verplichting om de betekening van een verstekvonnis aan een persoon die onder bewind staat, ook aan de woonplaats of verblijfplaats van de bewindvoerder te doen ?

2. Schendt artikel 40 van de wet van 16 maart 1968 betreffende de politie over het wegverkeer, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet samen gelezen met artikel 6.1 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens daar waar het enerzijds niet voorziet in de verplichting om de kennisgeving van een verval van het recht tot sturen aan een persoon die onder bewind staat ook aan de bewindvoerder te doen en anderzijds evenmin voorziet dat wanneer het verval van het recht tot sturen uitgesproken werd bij verstek, de bij verstek veroordeelde persoon bij de kennisgeving van het verval in kennis dient te worden gesteld van de mogelijkheid tot het aantekenen van verzet ?"

Oordeel van het Hof

  • Eerste prejudiciële vraag en eerste onderdeel van de tweede prejudiciële vraag

Middels de eerste prejudiciële vraag en het eerste onderdeel van de tweede prejudiciële vraag wenst de verwijzende rechter te vernemen of het recht op een eerlijk proces geschonden wordt doordat noch bij de betekening van een verstekvonnis, noch bij de kennisgeving van een verval van het recht tot sturen aan een persoon aan wie een bewindvoerder is toegevoegd, voorzien is in een soortgelijke verplichting tot dubbele betekening of kennisgeving aan zowel de beschermde persoon als aan zijn bewindvoerder (B.5). 

Wat de eerste prejudiciële vraag betreft, oordeelt het Hof dat “De omstandigheid dat de opdracht van de bewindvoerder zich niet uitstrekt tot de vertegenwoordiging van de beschermde persoon als verweerder bij de strafvordering en het algemeen rechtsbeginsel van het persoonlijk karakter van de straf kunnen evenwel niet verantwoorden dat aan de bewindvoerder enkel de dagvaarding van de beschermde persoon voor de politierechtbank of voor de correctionele rechtbank wordt betekend maar niet het vonnis bij verstek gewezen jegens die persoon. Die laatste zou immers kunnen worden veroordeeld zonder dat de bewindvoerder daarvan op de hoogte is en zonder dat hij de weerslag van de veroordeling op het vermogen van de beschermde persoon, die mogelijk aanzienlijk kan zijn, heeft kunnen ondervangen. Aldus ontbreken de procedurele waarborgen om het recht op een eerlijk proces van de beschermde persoon te vrijwaren." (B.7.3). Die prejudiciële vraag wordt bijgevolg bevestigend beantwoord.

Wat het eerste onderdeel van de tweede prejudiciële vraag betreft, oordeelt het Hof als volgt: “De kennisgeving van een verval van het recht tot sturen heeft betrekking op de strafuitvoering. Indien het vonnis bij verstek jegens de beschermde persoon wordt betekend aan de bewindvoerder, kan hij kennisnemen van de veroordeling tot een verval van het recht tot sturen en zijn er voldoende procedurele waarborgen voorhanden teneinde de belangen van de beschermde persoon doeltreffend te beschermen.” (B.8.2.). Bijgevolg wordt het eerste onderdeel van de tweede prejudiciële vraag ontkennend beantwoord.

  • Tweede onderdeel van de tweede prejudiciële vraag

Middels het tweede onderdeel van de tweede prejudiciële vraag wil de verwijzende rechter vernemen of art. 40 van de wet betreffende de politie over het wegverkeer (hierna: 'Wegverkeerswet') bestaanbaar is met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in samenhang gelezen met artikel 6, lid 1, van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, in zoverre dat die bepaling niet erin voorziet dat de bij verstek veroordeelde persoon bij de kennisgeving van een verval van het recht tot sturen in kennis moet worden gesteld van de mogelijkheid tot het aantekenen van verzet.

Het Hof is dienaangaande van oordeel dat “De straf van het verval van het recht tot sturen kan verregaande gevolgen hebben, inzonderheid voor diegenen voor wie het gebruik van het voertuig onontbeerlijk is voor het verwerven van beroepsinkomsten. Indien, in geval van een veroordeling bij verstek, bij de kennisgeving van het verval de mogelijkheden en de termijnen om rechtsmiddelen aan te wenden niet aan de veroordeelde ter kennis worden gebracht, kan de mogelijkheid tot het aantekenen van verzet ernstig worden gehypothekeerd, terwijl die bijkomende informatieverstrekking op de overheid geen onevenredige last legt (B.14.5.). Door aldus niet te bepalen dat bij de kennisgeving van het verval van het recht tot sturen dat is uitgesproken in het kader van een procedure bij verstek melding moet worden gemaakt van de rechtsmiddelen die openstaan tegen een verstekvonnis, van de termijnen om die aan te wenden en van de na te leven vormvereisten is artikel 40 van de Wegverkeerswet niet bestaanbaar met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in samenhang gelezen met artikel 6, lid 1, van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens (B.15).” 

Gerelateerd nieuws

Deze berichten verschenen recent:
Advocaten
Deontologie Stage

De vernieuwde stageovereenkomst

Vanaf 10 oktober 2025 zal een gewijzigd artikel 31bis van de Codex Deontologie voor Advocaten gelden voor alle lopende en nieuwe stageovereenkomsten. De aangepaste regeling verduidelijkt de rechten en plichten van zowel stagiair als stagemeester, met extra aandacht voor thema’s zoals aansprakelijkheid, afwezigheden, wachtdiensten en de beëindiging van de stageovereenkomst. Raadpleeg ons vernieuwde model van de stageovereenkomst, aangepast aan de nieuwe regels.

Meer lezen
Deontologie Beroepsgeheim

Wet Private Opsporing: enkele aandachtspunten voor advocaten

De Wet Private Opsporing (WPO) vervangt sinds haar inwerkingtreding op 16 december 2024 de verouderde wet van 19 juli 1991 ‘tot regeling van het beroep van privédetective’. Advocaten die in het kader van hun dienstverlening aan de cliënt beroep willen doen op private onderzoekers moeten zich terdege bewust zijn de bepalingen van de WPO en hun cliënt daarover informeren. We geven u daarom een beknopt overzicht met aandachtspunten.

Meer lezen
Tucht

Reflectie en verdieping op het vijfde Seminarie Tucht

Op vrijdag 16 mei 2025 vond de vijfde editie van het Seminarie Tucht plaats rond één gemeenschappelijk doel: het verdiepen van de kennis en reflectie over het tuchtrecht binnen de advocatuur.

Meer lezen
Deontologie Witwaspreventie

Wijzigingen aan de lijst van verdachten van terrorisme

Er werden 89 personen geschrapt van de nationale lijst van personen en entiteiten die verdacht worden van terrorisme. Bekijk de aangepaste lijst.

Meer lezen
Deontologie Witwaspreventie

AML-wijzer: een OVB-gids naar een beter begrip van uw witwaspreventieverplichtingen

Hebt u het gevoel te verdwalen in de vele complexe regels over witwaspreventie? Volg dan ons nieuw opleidingstraject witwaspreventie. In verschillende modules maken enkele ervaren confraters u wegwijs in deze materie, en dat mét bijzondere aandacht voor uw beroepspraktijk.

Meer lezen
Deontologie

Zaak Halmer Rechtsanwaltsgesellschaft: Hof van Justitie bevestigt onafhankelijkheid van het beroep

Het Hof van Justitie van de Europese Unie heeft een belangrijk arrest uitgesproken over de onafhankelijkheid van het advocatenberoep. Het Hof oordeelt dat lidstaten zuiver financiële investeerders mogen verbieden deel te nemen in het kapitaal van een advocatenvennootschap. Een dergelijke beperking is gerechtvaardigd om de onafhankelijkheid van advocaten te waarborgen.

Meer lezen
Deontologie

Verbod op eenzijdig contact tussen advocaat en personen in een onderzoekende, bemiddelende of beslissende functie

De algemene vergadering heeft op 18 december 2024 een wijziging van artikel 100 CDA goedgekeurd. Het nieuwe artikel verduidelijkt dat het verbod op eenzijdig contact van een advocaat met personen in een onderzoekende, bemiddelende of beslissende functie niet alleen geldt bij eigen initiatief, maar ook bij contact vanuit deze personen, zowel rechtstreeks als onrechtstreeks. Daarnaast voorziet het artikel een uitzondering wanneer de procedure op tegenspraak dit expliciet toestaat, zoals bij specifieke wettelijke bepalingen.

Meer lezen
Deontologie Beroepsgeheim

Klokkenluiders moeten rekening houden met het beroepsgeheim van de advocaat

Het Grondwettelijk Hof heeft opnieuw zijn gunstige rechtspraak over het beroepsgeheim van de advocaat bevestigd, ditmaal in het kader van ons vernietigingsberoep tegen de klokkenluiderswetten voor de private en de publieke sector.

Meer lezen
Tucht

Stel u kandidaat voor het College van Toezicht als extern lid

Heeft u interesse in de deontologie en het tuchtrecht van de advocatuur? Stel u dan kandidaat om als niet-advocaat deel uit te maken van het College van Toezicht.

Meer lezen