Ga verder naar de inhoud

Sequel op de wet voor een men­se­lij­ke­re, snellere en straffere justitie in eerste lezing goedgekeurd

donderdag 30 juni 2022

Menselijker, sneller en straffer: het zijn zoemwoorden en beleidsdoelstellingen van de minister van Justitie sinds het prille begin van zijn mandaat. Voor de tweede keer in minder dan een jaar ligt er een wet op tafel met diezelfde naam. Of die vlag de lading dekt is twijfelachtig, maar deze veredelde wet diverse bepalingen bevat wel interessante aandachtspunten waarvan we er hier enkele toelichten.

Nico Moons

Jurist studiedienst
Avatar

Deel dit artikel

Context

Eind 2021 keurde de Kamer de (eerste) wet voor een menselijkere, snellere en straffere justitie goed.

Het voorliggende, tweede wetsontwerp met dezelfde titel, creatief voorzien van het suffix II, is woensdag in eerste lezing goedgekeurd door de Kamercommissie Justitie. Het ontwerp haalde reeds de media door de geplande invoering van de voorwaardelijke invrijheidstelling voor bepaalde gedetineerden 6 maanden voor het strafeinde. Niettegenstaande de belangrijke politieke opportuniteitsvraag en de vraag naar de plaats van dergelijke maatregelen in de strijd tegen de overbevolking van de gevangenissen, bevat het wetsontwerp nog verschillende andere interessante topics, voornamelijk voor het strafrecht.

Straf­rech­te­lij­ke wijzigingen

Het wetsontwerp voorziet onder meer in het toezicht op het opsporingsonderzoek door de kamer van inbeschuldigingstelling. Als dat onderzoek na een jaar niet is afgesloten, kan de zaak bij de KI aanhangig gemaakt worden. Door te voorzien in een effectief rechtsmiddel bij een langdurig opsporingsonderzoek komt de minister tegemoet aan de rechtspraak van het EHRM en het Grondwettelijk Hof.

Ten tweede merken we tevreden op dat het wetsontwerp, op vraag van de OVB, de problematiek rond het volgberoep voor beklaagden aanpakt. Momenteel beschikt enkel het openbaar ministerie over een bijkomende beroepstermijn van 10 dagen wanneer de beklaagde of de burgerrechtelijk aansprakelijke partij hoger beroep heeft ingesteld. De mogelijkheid om een nakomend hoger beroep in te stellen binnen een bijkomende termijn van 10 dagen zou met deze wet veralgemeend worden en dus ook voor de beklaagde gelden.

In lijn met het voormalige ontwerp van nieuw Strafwetboek wil het wetsontwerp ook de discriminerende drijfveer van de dader een verzwarende factor bij alle misdrijven maken.

Ten slotte komt het wetsontwerp eindelijk tegemoet aan het vernietigingsarrest nr. 39/2020 van het Grondwettelijk Hof inzake de wet van 18 oktober 2017 betreffende het onrechtmatig binnendringen in, bezetten van of verblijven in andermans goed. Het Hof oordeelde dat de “kraakwet” een voorafgaande controle door een onafhankelijke en onpartijdige rechter miste bij een bevel tot ontruiming. Een eerdere poging om dit te remediëren stuitte op kritiek van de OVB en strandde in de Kamer. Het voorliggende wetsontwerp is een verbetering: niet alleen zal de onderzoeksrechter zijn machtiging aan de procureur des Konings moeten verlenen, hij zal daarbij ook een proportionaliteitstoets moeten uitvoeren.

Afschaffing na­ti­o­na­li­teits­ver­eis­te advocaten

Een interessant amendement bij het wetsontwerp voorziet in de afschaffing van de nationaliteitsvoorwaarde die artikel 428 van het Gerechtelijk Wetboek momenteel stelt voor de toegang tot het beroep van advocaat. Uiteraard zal men nog wel aan alle andere vereisten moeten voldoen: in het bezit zijn van een Belgisch diploma in de rechten, de eed hebben afgelegd en ingeschreven zijn op het tableau van de Orde of de lijst van de stagiairs. In het verlengde daarvan zou ook het KB van 24 augustus 1970 worden opgeheven.

Aanpassing be­mid­de­lings­wet

De voorgestelde wijzigingen aan de bemiddelingswet van 18 juni 2018 (hoofdstuk 5) roepen onzerzijds bedenkingen op.

Met uitzondering van de artikelen over de interne organisatie van de Federale Bemiddelingscommissie (FBC), vinden we de wijzigingsbepalingen niet dienend en strekken zij evenmin tot meer duidelijkheid. Integendeel, het wetsontwerp creëert op dat punt mogelijke verwarring ten opzichte van de ratio en de geest van de bemiddelingswet. Vooral het invoeren van een soort informele specialistische bemiddeling, zonder wettelijk kader, nadat de gespecialiseerde bemiddeling eerder afgevoerd werd, roept vragen op omdat de verruimde opleiding van bemiddelaars tegemoet kwam aan de noden.

We kaarten dat dan ook aan bij de leden van de Kamercommissie.

Ook interessant

Handboeien
Strafrecht
vrijdag 19 april 2024

Nieuwe wetgeving over Salduz en videoconferentie aangenomen

De plenaire vergadering van de Kamer heeft twee wetsontwerpen goedgekeurd waarbij we in de loop van het wetgevingsproces een advies hebben afgeleverd. De stemming van een derde wetsontwerp waarbij we betrokken waren, over de persoon van de geesteszieke, is uitgesteld tot volgende week. De uiteindelijke balans is gemengd.

Meer lezen
Strafrecht
maandag 15 april 2024

Wetgever rijdt door het rood: een automatische uitvoering van het rijverbod is problematisch

We hebben op vraag van de Kamercommissie Mobiliteit een advies verleend over het wetsvoorstel tot wijziging van de Wegverkeerswet voor wat betreft de ingangsdatum van een verval tot het recht van sturen.

Meer lezen