OVB vraagt wettelijk volgberoep voor beklaagden
Op 8 juli 2021 heeft het Grondwettelijk Hof voor een tweede keer geoordeeld dat het ontbreken van een volgberoep voor beklaagden gelijkaardig aan dat van het openbaar ministerie, de rechten van verdediging schendt. We vragen een passend optreden van de wetgever.
Het openbaar ministerie beschikt over twee manieren om hoger beroep aan te tekenen. Dat is mogelijk:
- bij de rechtbank die de uitspraak deed (artikel 203 van het Wetboek van strafvordering); of
- bij het appelgerecht (artikel 205 Sv.).
In tegenstelling tot het openbaar ministerie, dat over een bijkomende termijn van 10 dagen beschikt om een volgberoep in te stellen bij een hoger beroep van een beklaagde, kan de beklaagde dat niet doen wanneer het openbaar ministerie hoger beroep aantekent.
Volgberoep
Met het volgberoep, dat ingevoerd werd door de Potpourri II-wet van 5 februari 2016, wou de wetgever voorkomen dat het openbaar ministerie vlak voor het vervallen van de beroepstermijn verschalkt zou worden door een laattijdig aangetekend hoger beroep van de beklaagde. Dat probleem kan echter evenzeer aangehaald worden in het belang van de beklaagde.
Ongelijke behandeling
Het Grondwettelijk Hof erkent de ongelijke behandeling. We hebben daarover al eerder al gecommuniceerd in het licht van artikel 203 Sv. naar aanleiding van een arrest van 6 juni 2019.
Op 8 juli 2021 heeft het Hof op gelijkaardige wijze geoordeeld dat ook artikel 205 Sv. het gelijkheidsbeginsel en de wapengelijkheid schendt. De wapengelijkheid is een fundamenteel element van het recht op een eerlijk proces en vereist een billijk evenwicht tussen de partijen, die elk een redelijke mogelijkheid moeten krijgen om hun zaak voor te leggen onder voorwaarden die hen niet in een duidelijk nadelige positie ten opzichte van de tegenpartij brengen.
Het debat voor de appelrechter wordt bovendien begrensd door de grieven die de partijen hebben geformuleerd.
Als het openbaar ministerie dus pas op het einde van de termijn hoger beroep instelt tegen bepaalde gedeelten van de bestreden uitspraak, kan de beklaagde geen beroep meer instellen tegen de andere gedeelten.
OVB vraagt aanpassing artikelen
We hebben daarom het kabinet van minister van Justitie Van Quickenborne aangeschreven met de vraag om de betreffende artikelen aan te passen en zo deze fundamenteelrechtelijke schendingen te remediëren.
Ook interessant
Wetsvoorstel rond minnelijke schikking voor PPP’s roept juridische bedenkingen op
Op vraag van de Kamercommissie Justitie hebben we een kort advies afgeleverd bij het wetsvoorstel om de verruimde minnelijke schikking onmogelijk te maken voor politiek prominente personen (nr. 56-1042). We spreken ons niet uit over de rechtsfiguur op zich, maar hebben wel ernstige bedenkingen bij de argumentatie.
Van spreekrecht naar aangifteplicht
Een nieuw wetsvoorstel wil het spreekrecht voor beroepsgeheimhouders omvormen tot een aangifteplicht. Zo zouden advocaten bij kennis van bepaalde misdrijven verplicht worden melding te doen bij het parket. In de Kamercommissie Justitie van 23 september 2025 werd OVB-bestuurder Nicolaas Vinckier daarover gehoord, die daar benadrukte dat dit het beroepsgeheim uitholt en slachtoffers net kan schaden.