Ga verder naar de inhoud

Exclusief volgberoep voor OM schendt ge­lijk­heids­be­gin­sel

donderdag 20 juni 2019

Het Grondwettelijk Hof heeft in een arrest van 6 juni 2019 geoordeeld dat het volgberoep in strafzaken het gelijkheidsbeginsel schendt. De uitspraak betekent dat het volgberoep waarover het openbaar ministerie beschikt, ook moet openstaan voor de beklaagde.

Nico Moons

Jurist studiedienst
Avatar

Deel dit artikel

Het Grondwettelijk Hof heeft in een arrest van 6 juni 2019 geoordeeld dat het volgberoep in strafzaken het gelijkheidsbeginsel schendt. Het arrest antwoordt daarmee op een prejudiciële vraag van het Hof van Cassatie. De uitspraak impliceert dat het volgberoep waarover het openbaar ministerie beschikt, ook moet openstaan voor de beklaagde.

Het volgberoep van het OM

De Potpourri II-wet van 5 februari 2016 paste artikel 203, §1 Sv. aan voor wat de beroepstermijnen van het openbaar ministerie betreft. Zowel de beklaagde als het openbaar ministerie beschikken over een standaard beroepstermijn van 30 dagen, maar het openbaar ministerie krijgt een bijkomende termijn van 10 dagen als de beklaagde of de burgerrechtelijk aansprakelijke partij hoger beroep heeft ingesteld.

De wetgever wou met die wijziging voorkomen dat het openbaar ministerie vlak voor het vervallen van de beroepstermijn verschalkt zou worden door een laattijdig aangetekend hoger beroep door de beklaagde. De bijkomende termijn biedt het openbaar ministerie de mogelijkheid na te denken over de opportuniteit om hoger beroep in te stellen tegen gedeelten van het vonnis die in het hoger beroep van de beklaagde niet worden betwist.

Beklaagde ongelijk behandeld

Het Hof verduidelijkt dat de beklaagde die mogelijkheid wordt ontnomen. Nochtans is het omgekeerde scenario eveneens denkbaar sinds de invoering van het zogenaamde grievenstelsel in de Potpourri II-wet (waarover het Grondwettelijk Hof recent nog een arrest geveld heeft). Waar het hoger beroep van het openbaar ministerie vroeger een volledig nieuwe beoordeling van de zaak tot gevolg had, wordt het debat voor de appelrechter nu begrensd door de grieven die de partijen hebben geformuleerd. De bekommernis van de wetgever ten aanzien van het openbaar ministerie zou dus eveneens van toepassing moeten zijn op de beklaagde.

Het ontbreken van een volgberoep voor de beklaagde wordt nog verergerd door het feit dat geen enkele wetsbepaling vereist dat hij, in tegenstelling tot het openbaar ministerie, op de hoogte wordt gebracht van het ingestelde beroep vóór de dagvaarding om voor het gerecht te verschijnen.

Conclusie

Het Hof concludeert daarom dat de rechten van de verdediging van de beklaagde op onevenredige wijze worden ingeperkt. Het beslist de gevolgen van de bepaling te handhaven voor de definitieve rechterlijke beslissingen op tegenspraak vóór de bekendmaking van het arrest in het BS, maar dus niet voor hangende zaken.

Ook interessant

Strafrecht
maandag 15 april 2024

Wetgever rijdt door het rood: een automatische uitvoering van het rijverbod is problematisch

We hebben op vraag van de Kamercommissie Mobiliteit een advies verleend over het wetsvoorstel tot wijziging van de Wegverkeerswet voor wat betreft de ingangsdatum van een verval tot het recht van sturen.

Meer lezen
Gevangenis binnen
Strafrecht
dinsdag 02 april 2024

Pilootproject Slachtofferapplicatie met elektronisch toezicht van start in Vlaanderen

Het Agentschap Justitie en Handhaving kondigt een pilootproject aan dat vanaf 15 april 2024 in Vlaanderen van start gaat. Het project, gericht op het verbeteren van de bescherming van slachtoffers, introduceert een benadering door middel van de slachtofferapplicatie gekoppeld aan elektronisch toezicht. Dit initiatief beoogt gemoedsrust en veiligheid te verlenen aan slachtoffers van ernstige misdrijven.

Meer lezen