Ga verder naar de inhoud

Wets­voor­stel herstelt ge­deel­te­lijk vernietigde kraakwet

dinsdag 12 mei 2020

Op 16 april is een wetsvoorstel ingediend tot wijziging van de wet van 18 oktober 2017 over het onrechtmatig binnendringen in, bezetten van of verblijven in andermans goed, de zogenaamde kraakwet.

Dat voorstel moet de bepalingen over het strafrechtelijk ontruimingsbevel die door het Grondwettelijk Hof vernietigd zijn, herstellen.

Deel dit artikel

Op 16 april is een wetsvoorstel ingediend tot wijziging van de wet van 18 oktober 2017 over het onrechtmatig binnendringen in, bezetten van of verblijven in andermans goed, de zogenaamde kraakwet.

Dat voorstel moet de bepalingen over het strafrechtelijk ontruimingsbevel die door het Grondwettelijk Hof vernietigd zijn, herstellen.

Arrest Grond­wet­te­lijk Hof

De wetgever stelt de twee aanpassingen voor in een poging tegemoet te komen aan de bezwaren van het Grondwettelijk Hof in haar arrest van 12 maart 2020 (nr. 39/2020).

Een bevel tot ontruiming vormt een inmenging in het recht van de bewoner op de eerbiediging van zijn privéleven en het recht op de onschendbaarheid van de woning. Uit de rechtspraak van het EHRM volgt dat dat evenzeer van toepassing is op personen die zonder titel of recht plaatsen als woning bezetten.

Een essentiële waarborg is daarom de voorafgaandelijke controle van een onafhankelijke en onpartijdige rechter, met inachtneming van de jurisdictionele waarborgen en met name van het recht op toegang tot een rechter en van de rechten van verdediging.

Het Grondwettelijk Hof oordeelde dat er met het bevel van de procureur des Konings geen sprake is van een dergelijke voorafgaande rechterlijke controle en dat de mogelijkheid om nadien opschortend beroep in te stellen bij de vrederechter geen waarborg inhoudt dat de betrokkene kennis heeft kunnen nemen van het bevel.

Voor­af­gaan­de rech­ter­lij­ke controle ge­re­me­di­eerd?

Door de bevoegdheid over te hevelen naar de onderzoeksrechter komt de beslissing bij een onafhankelijk lid van de zittende magistratuur te liggen en zal de wetgeving nauwer aansluiten bij de rechtspraak van het EHRM. De OVB bepleitte dat reeds in haar standpunt naar aanleiding van het oorspronkelijke wetsvoorstel van de kraakwet in 2017.

Hoewel de beslissing van de onderzoeksrechter met redenen omkleed moet zijn en de bevoegdheid moet worden uitgeoefend met eerbiediging van het vermoeden van onschuld, kan het bevel gegeven worden wanneer het verzoek tot ontruiming op het eerste zicht kennelijk gegrond lijkt.

Die beoordeling behelst geen echte proportionaliteitstoets zoals het EHRM verwacht van de voorafgaandelijke controle door een onafhankelijke rechter. Hoewel de overheveling van parket naar onderzoeksrechter een duidelijke verbetering is, is het daarom toch ook goed en wellicht noodzakelijk dat de wet nog steeds voorziet in de mogelijkheid tot opschortend beroep bij de vrederechter.

Het Grondwettelijk Hof merkt evenwel terecht op dat een dergelijke procedure de actieve uitoefening van dat rechtsmiddel door de betrokkene vereist.

Men zou enerzijds de vraag kunnen stellen of er met het wetsvoorstel dan wél daadwerkelijk sprake zou zijn van een automatische voorafgaande controle die aan alle vereisten voldoet.

Anderzijds poogt de wetgever ook daaraan onrechtstreeks tegemoet te komen door er ten minste voor te zorgen dat de persoon die zich in het betrokken goed bevindt voortaan persoonlijk op de hoogte zal worden gebracht van het bevel. Zo zal hij beter in staat worden gesteld om zijn recht ook effectief uit te oefenen.

Het wetsvoorstel is ter advies voorgelegd aan de Raad van State. De OVB volgt de kwestie verder op.