Ga verder naar de inhoud

Ge­rech­te­lij­ke mandataris niet onderworpen aan wit­was­pre­ven­tie­wet

dinsdag 16 maart 2021

Op verzoek van de OVB verduidelijkte de Cel voor Financiële Informatieverwerking dat advocaten in hun hoedanigheid van gerechtelijk mandataris niet onderworpen zijn aan de witwaspreventiewet.

Ook curatoren en voorlopige bewindvoerders bedoeld in de artikelen XX.31, § 1, en XX.32, § 2, van het Wetboek van economisch recht kwalificeren niet als onderworpen entiteiten. Op hen rusten wel enkele bijzondere witwaspreventieverplichtingen.

Ben Claes

Jurist studiedienst
Ben Claes

Deel dit artikel

In februari vroeg de OVB aan de Cel voor Financiële Informatieverwerking (CFI) of advocaten die optreden in de hoedanigheid van gerechtelijke mandataris wel onderworpen zijn aan de witwaspreventiewet (WPW). Volgens ons was dat niet het geval, maar in antwoord op een vraag van een advocaat leek de CFI in 2011 het tegenovergestelde standpunt toegedaan.

Dat zou betekenen dat advocaten-gerechtelijke mandatarissen gebonden zijn door alle witwaspreventieverplichtingen, met alle praktische moeilijkheden die daaruit zouden voortvloeien. Reden te meer om de CFI om opheldering te vragen.

Ge­rech­te­lij­ke man­da­ta­ris­sen

De CFI verduidelijkt dat advocaten die optreden in de hoedanigheid van gerechtelijk mandataris in beginsel niet aan de WPW zijn onderworpen.

Dat vloeit voort uit artikel 5, §1, eerste lid WPW. Volgens dat artikel zijn de bepalingen van de WPW slechts toepasselijk op advocaten "handelend in het kader van hun gereglementeerde beroepsactiviteiten". Die beroepsactiviteiten staan volgens de CFI opgesomd in punt 28 van dat artikel. Wanneer een advocaat dus andere activiteiten ontplooit, bijvoorbeeld wanneer hij optreedt als gerechtelijk mandataris, is hij niet onderworpen aan de WPW.

Curatoren en voorlopige be­wind­voer­ders

Er geldt wel een belangrijke nuance voor twee soorten gerechtelijke mandatarissen: curatoren en voorlopige bewindvoerders zoals bedoeld in de artikelen XX.31, § 1, en XX.32, § 2, van het Wetboek van economisch recht (WER). Hoewel die gerechtelijke mandatarissen niet kwalificeren als onderworpen entiteiten onder de WPW, zijn ze toch gebonden door een meldings- en medewerkingsplicht.

Wanneer ze bij de uitoefening van hun opdrachten of bij de uitoefening van hun beroep geldmiddelen, verrichtingen of feiten vaststellen waarvan zij weten, vermoeden of redelijke gronden hebben om te vermoeden dat ze verband houden met het witwassen van geld of met de financiering van terrorisme, moeten ze die geldmiddelen, verrichtingen of feiten onmiddellijk melden aan de CFI. In dat geval zijn ze ook gebonden door het mededelingsverbod van artikel 55 WPW en genieten ze de meldersbescherming bedoeld in artikelen 56-59 WPW.

Zodra de CFI die meldingen ontvangt, oefent zij haar bevoegdheden overeenkomstig artikelen 80 tot en met 83 WPW uit.

De CFI kan curatoren en voorlopige bewindvoerders in de zin van Boek XX WER ook rechtstreeks alle bijkomende informatie vragen die ze nuttig acht voor de vervulling van haar taak. Ze mogen de CFI die informatie ook uit eigen beweging bezorgen.

Lees het standpunt van de CFI

Ook interessant

Deontologie Podcast
vrijdag 29 maart 2024

Podcast Ten Gronde: F*Q deontologie

In een boeiende aflevering van de podcast Ten Gronde, gemodereerd door bestuurder Jan Meerts, wordt de deontologie kritisch in vraag gesteld, met een focus op de veranderende landschappen van ethiek en praktijk. Mr. Eva Raepsaet, stafhouder Luk Delbrouck en vice-stafhouder Frank Judo betreden de arena om te debatteren over de ethiek en de grenzen van het beroep.

Deze podcast biedt een unieke kans om diepgaand inzicht te krijgen in de ethiek en de moderne ontwikkelingen van het beroep. Luister alsof u er zelf bij was!

Meer lezen
Witwaspreventie
dinsdag 26 maart 2024

Advocaat-zorgvolmachthouders onderworpen aan witwaspreventiewet

Volgens de CFI vallen advocaten, die optreden voor een beschermd persoon in het kader van een buitengerechtelijke bescherming via lastgeving bij notariële akte op basis van artikel 489 e.v. oud BW, onder het toepassingsgebied van de witwaspreventiewet. Zij moeten dus de waakzaamheidsplichten vervullen ten aanzien van hun cliënt-beschermde persoon, en zo nodig een witwasmelding richten aan de stafhouder.

Meer lezen