Schijven waarop erelonen curatoren berekend worden voor vijfde keer verhoogd met 5%
Voorzitter op vrijdag: "Diep vanbinnen gaat het om meer dan de staat van het gerechtsgebouw"
Op verzoek van de Kamercommissie Bedrijfsleven heeft de OVB een schriftelijk advies verstrekt over het wetsvoorstel van 29 maart 2018 tot wijziging van het Wetboek van Economisch Recht wat de inschrijving in de Kruispuntbank van Ondernemingen betreft.
Het wetsvoorstel van 29 maart 2018 stelt de opheffing van artikel III.26, §2 WER voor. Daarmee wordt de sanctie van onontvankelijkheid uit artikel III.26, §2 WER opgeheven, die van toepassing is wanneer een onderneming wel is ingeschreven in de KBO maar een vordering instelt die gebaseerd is op een activiteit (i) waarvoor de onderneming niet is ingeschreven in de KBO of (ii) die niet valt binnen het statutaire doel van de onderneming.
De OVB heeft in haar schriftelijk standpunt het wetsvoorstel ondersteund omwille van (proces)economische overwegingen. Het lijkt economisch immers moeilijk te rechtvaardigen dat een onderneming prestaties of goederen levert aan haar wederpartij, maar dat die wederpartij kan nalaten om over te gaan tot betaling omdat er geen juiste/volledige inschrijving zou bestaan voor de betrokken activiteit. Het komt bovendien de proceseconomie niet ten goede dat een eerder onontvankelijk verklaarde vordering gewoon opnieuw wordt ingesteld, na regularisatie. De OVB heeft in haar schriftelijk standpunt daarenboven enkele bijkomende aanbevelingen geformuleerd.
Ondertussen verscheen op 17 mei 2019 de wet van 2 mei 2019 tot wijziging van het Wetboek van Economisch Recht wat de inschrijving in de KBO betreft in het Belgisch Staatsblad. De wet heft artikel III.26, §2 WER op. De wet is op 27 mei 2019 in werking getreden.