dinsdag 23 april 2024
Nieuw wetsontwerp streeft naar taalevenwicht in Brusselse justitiële organen
vrijdag 19 april 2024
Schijven waarop erelonen curatoren berekend worden voor vijfde keer verhoogd met 5%
De OVB neemt standpunt in over het wetsontwerp houdende vereenvoudiging, harmonisering, informatisering en modernisering van bepalingen van burgerlijk recht en van burgerlijk procesrecht alsook van het notariaat, en houdende diverse bepalingen inzake justitie (= potpourri V).
Het vijfde potpourriwetsontwerp van minister Geens brengt voornamelijk wijzigingen aan in het internationaal privaatrecht, het burgerlijk recht, het gerechtelijk recht, het strafrecht en het strafprocesrecht.
- Burgerlijk recht: De OVB betreurt dat de materiële bevoegdheid voor geschillen over de in- en terugvordering van leeflonen niet wordt toegewezen aan de arbeidsrechtbank. Ze heeft ook bedenkingen bij de voorgestelde verplichting voor de rechtzoekende om verklaringen tot aanvaarding onder voorrecht van boedelbeschrijving of verwerping van een nalatenschap enkel nog ten overstaan van een notaris te doen, in een notariële akte bovendien.
- Gerechtelijk recht: De OVB kant zich tegen het voornemen om een verzetsprocedure alleen nog toe te laten tegen verstekvonnissen die in laatste aanleg zijn gewezen en tegen overmatig strenge sancties op de niet-naleving van de conclusiekalender.
- Strafrecht: De OVB is van mening dat derde belanghebbenden niet alleen hoger beroep maar ook cassatievoorziening moeten kunnen instellen tegen een beslissing over een buitenlands rechtshulpverzoek waarin België gevraagd wordt om een huiszoeking uit te voeren.
- Rechterlijke organisatie: De OVB staat kritisch tegenover het voornemen om zittingen van de raadkamer inzake overleverings- en uitleveringsprocedures in de gevangenis te laten plaatsvinden. Ze is wel tevreden dat artikel 215 van het wetsontwerp de Koning de mogelijkheid biedt toe te laten dat één of meer jeugd- of familiekamers van het hof van beroep zitting zal kunnen houden in de zetel of de afdeling van een rechtbank van eerste aanleg in een andere provincie van het rechtsgebied voor de behandeling van hogere beroepen tegen de vonnissen van de jeugd- en familierechtbanken van het betrokken gerechtelijk arrondissement.