Deontologie-advies Advies 757
De activiteit van de onderneming die niet het beroep van advocaat uitoefent en waarover een advocaat de bevoegdheden van dagelijks bestuur uitoefent of waarin de advocaat uitvoerend bestuurder is of de effectieve leiding uitoefent, onder welke titel ook, wordt voor de toepassing van de bepalingen van de CDA over de onverenigbaarheden gelijkgesteld met een andere activiteit die de advocaat persoonlijk uitoefent.
Dit geldt eveneens voor de onverenigbaarheden van artikel 437 Ger.W.
Er dient dus te worden onderzocht of de activiteiten en dus ook het maatschappelijk voorwerp van de vennootschap, al dan niet verenigbaar zijn met het beroep van advocaat.
Auteur
Merve Köse

Auteur
Dominique Dombret

Vraag
Ik verwijs naar uw verzoek tot advies met betrekking tot een bestuursmandaat van mr. X in een aantal vennootschappen.
Mr. X is 100% aandeelhouder en enige oprichter van de besloten vennootschap A , die hij zelf omschrijft als een patrimoniumvennootschap. Bij nazicht van het voorwerp van die vennootschap stelt u vast dat een zeer lange en ruime omschrijving wordt voorzien. Daarenboven is mr. X de enige statutair bestuurder in deze vennootschap.
U verneemt graag of het bestuurdersmandaat dat mr. X in deze vennootschap opneemt te verzoenen valt met artikel “15 c) CDA”. In uw latere mail verduidelijkt u dat de verwijzing naar art. 15 c) CDA berust op een vergissing en dat u art. 11bis CDA bedoelt.
De besloten vennootschap A is op haar beurt 100% aandeelhouder in een besloten vennootschap B. Deze vennootschap beschouwt mr. X ook als een patrimoniumvennootschap en ook hierin is hij als vaste vertegenwoordiger van de BV Charlise, de enige gedelegeerde bestuurder.
Ook voor deze vennootschap zou u advies willen of het bestuurdersmandaat dat mr. X hierin heeft opgenomen, te verzoenen valt met artikel 11bis CDA.
Op mijn vraag of mr. X zijn mandaat binnen deze vennootschappen destijds ter kennis heeft gebracht overeenkomstig art. 11bis CDA, heeft u ontkennend geantwoord.
Ik verleen u volgend advies.
Advies
De activiteit van de onderneming die niet het beroep van advocaat uitoefent en waarover een advocaat de bevoegdheden van dagelijks bestuur uitoefent of waarin de advocaat uitvoerend bestuurder is of de fectieve leiding uitoefent, onder welke titel ook, wordt voor de toepassing van de bepalingen van de Codex Deontologie voor Advocaten over de onverenigbaarheden gelijkgesteld met een andere activiteit die de advocaat persoonlijk uitoefent.
Dit geldt eveneens voor de onverenigbaarheden van artikel 437 Ger.W.
Er dient dus te worden onderzocht of de activiteiten en dus ook het maatschappelijk voorwerp van de besloten vennootschappen A en B, al dan niet verenigbaar zijn met het beroep van advocaat.
Het voorwerp van A bv en B bv is inderdaad zeer ruim, met zo onder meer ook vermogensbeheer en beleggingsadvies.
Het staat alleszins vast dat mr. A een inbreuk pleegde op art.11bis CDA, nu hij heeft nagelaten zijn stafhouder minstens één maand op voorhand omstandig en gedetailleerd te informeren over deze activiteit en hierbij schriftelijk heeft toegelicht dat die activiteit zou uitgeoefend worden in overeenstemming met artikel 11 CDA.
Indien hij deze melding had gedaan, had het maatschappelijk doel van de vennootschappen gebeurlijk nog kunnen aangepast worden.
Op basis van zowel de wet als van de codex, meen ik dat er zich thans een onverenigbaarheid voordoet.
De wet (artikel 437 lid 1 ten derde) bepaalt immers dat het beroep van advocaat onverenigbaar is met het drijven van handel of nijverheid. De omschrijving van het maatschappelijk doel van de beide vennootschappen doet besluiten tot commerciële activiteiten ten aanzien van dewelke de absolute onverenigbaarheid geldt.
De Codex Deontologie voor Advocaten (art. 11bis in fine) bepaalt dat steeds verboden zijn, behalve in het kader van gerechtelijke mandaten: het voeren van bankactiviteiten, of de gereglementeerde vorm van het verlenen van beleggingsadvies of diensten van vermogensbeheer.
Indien de geviseerde vennootschappen enkel zouden dienen om privaat patrimonium te beheren, dient het maatschappelijk doel alleszins herschreven te worden.
Bijkomende vraag om advies
Ik verwijs naar uw brief van 14 november 2024 met bijkomende vraag om advies naar aanleiding van de reactie van Mr. X op het advies van 30 oktober 2024.
Mr. X is bereid om - hoewel hij van mening is dat het in feite niet nodig zou zijn - de statuten aan te passen door de zin die betrekking heeft op de activiteiten van ‘vermogensbeheer’ en ‘beleggingsadvies’ te schrappen.
U bent van mening dat die aanpassing onvoldoende is. De omschrijving van het voorwerp is volgens u ook op andere punten niet conform de deontologie.
U vraagt om een advies te willen geven op welke manier het voorwerp kan worden aangepast zodat het wel in overeenstemming is met de deontologische regels.
Ik verleen u het volgende bijkomende advies:
Uit de mail van mr. X leiden we af dat deze zich enkel lijkt de focussen op de opmerkingen in het advies in verband met ‘vermogensbeheer’ en ‘beleggingsadvies’ en voorbijgaat aan het algemene verbod op het drijven van handel en nijverheid.
Het is me overigens niet duidelijk welke zin mr. X dan precies uit de statuten zou doen schrappen.
Het spreekt voor zich dat het aan mr. X zelf is om statuten zodanig aan te passen dat ze wel voldoen aan de CDA (en dus geen verboden activiteiten meer bevatten) en uw goedkeuring kunnen wegdragen (en dus niet aan de bestuurder deontologie van de OVB, noch aan uzelf).
Mij lijkt het dus aangewezen dat u mr. X wijst op voormelde bijkomende opmerkingen en dan hij de statuten in overeenstemming brengt en terug ter goedkeuring voorlegt.
Jan Meerts
Bestuurder deontologie, tucht en regulering