Ga verder naar de inhoud

Rechtspraak-advocatuur Grond­wet­te­lijk Hof beantwoordt pre­ju­di­ci­ë­le vraag over ver­ja­rings­ter­mijn voor de vordering tot onderzoek van het vaderschap

In het Belgisch Staatsblad van 19 december 2017 verscheen een uittreksel van arrest 123/2017 van 19 oktober 2017. In dat arrest gaat het Grondwettelijk Hof in op een prejudiciële vraag inzake de mogelijke schending van art. 22 GW en art. 8 EVRM door art. 331ter BW, gesteld door de familierechtbank van de rechtbank van eerste aanleg te Leuven.

Auteur

Merve Köse

Jurist deontologie
Merve Köse

Auteur

Dominique Dombret

Coördinator deontologie en tucht
Dominique Dombret

Deel dit artikel

Rolnummer: 6531

Recht op eerbiediging van het privé- en gezinsleven en de verjaringstermijn van 30 jaar met betrekking tot de vordering tot onderzoek van het vaderschap

De familierechtbank van de rechtbank van eerste aanleg te Leuven stelde concreet volgende prejudiciële vraag: 

"Schendt artikel 331ter van het Burgerlijk Wetboek artikel 22 van de grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, in zoverre de wet een verjaringstermijn van 30 jaar bepaalt met betrekking tot de vordering tot onderzoek van het vaderschap, wanneer het kind pas na het verstrijken van deze termijn kennis heeft gekregen van het biologische vaderschap van de biologische vader en bijgevolg nooit in de mogelijkheid was om de vordering tijdig in te stellen en wetende dat de vermeende biologische vader is overleden zonder nakomelingen, zodat de vordering geen familiale onrust zal teweeg brengen en er geen erfbelangen meespelen, gelet op artikel 828 van het burgerlijk wetboek?"

Het concrete artikel 331ter van het Burgerlijk Wetboek bepaalt dat de vorderingen betreffende de afstamming door verloop van 30 jaar te rekenen van de dag waarop het bezit van staat geëindigd is, of, bij gebreke van bezit van staat, vanaf de geboorte, of te rekenen van de dag waarop het kind in het bezit van staat is gekomen overeenkomstig de staat die hem werd betwist, tenzij de wet een kortere termijn stelt. 

Beoordeling Grondwettelijk Hof: reeds wegwerken bestaande discriminaties door de wet van 31 maart 1978

Voor haar beoordeling wijst het Hof op de artikelen 38 en 107 van de wet van 31 maart 1978 tot wijziging van een aantal bepalingen betreffende de afstamming (in werking getreden op 6 juni 1987): 

Artikel 331ter van het Burgerlijk Wetboek is ingevoegd bij artikel 38 van de wet van 31 maart 1987, en vervolgens gewijzigd bij artikel 17 van de wet van 1 juli 2006 tot wijziging van de bepalingen van het Burgerlijk Wetboek met betrekking tot het vaststellen van de afstamming en de gevolgen ervan. Omdat de eisende partij in het bodemgeschil voor de inwerkingtreding van de wet van 1987 geboren was (1946), kijkt het Grondwettelijk Hof naar de overgangsbepaling zoals omschreven in art. 107, eerste lid van de wet van 31 maart 1987. Dat artikel bepaalt: 

Deze wet is van toepassing op de kinderen geboren vóór haar inwerkingtreding en die nog in leven zijn op dat ogenblik, zonder dat daaruit evenwel enig recht in de voordien opengevallen erfenissen kan volgen.

Vervolgens wijst het Grondwettelijk Hof op de parlementaire voorbereiding van de wet van 31 maart 1987: 

Volgens de parlementaire voorbereiding wordt [artikel 107] verantwoord door het streven onmiddellijk een einde te maken aan de thans bestaande discriminaties op het gebied van de afstamming. Zonder die bepaling zouden er nog lange jaren twee categorieën personen zijn en diegenen die thans in leven zijn zouden verder die discriminaties moeten ondergaan  (Parl. St., Senaat, 1977-1978, nr. 305/1, p. 26).

Verjaringstermijn cruciaal voor vordering tot onderzoek van vaderschap

Gebaseerd op deze beoordeling stelt het Hof dat de wet van 1987 van toepassing is op de eisende partij. Het venijn schuilt echter in de staart wanneer het Hof vervolgens stelt dat art. 119, §1 van de wet van 31 maart 1987 bepaalt dat artikel 331ter van het Burgerlijk Wetboek van toepassing is op de rechtsvorderingen die nog niet zijn ingesteld bij de inwerkingtreding van die wet. Daarnaast bepaalt artikel 119, § 2, dat voor de rechtsvorderingen die, krachtens de opgeheven bepalingen, niet vatbaar zijn voor verjaring, de dertigjarige verjaringstermijn eerst begint te lopen bij de inwerkingtreding van die wet en bepaalt artikel 119, § 6, dat, indien de termijn die vroeger gold voor een rechtsvordering, bij de inwerkingtreding van de wet van 31 maart 1987 is verstreken, het vorderingsrecht vervallen blijft.

Om te oordelen of het antwoord op de prejudiciële vraag dienstig is voor de beslissing in de zaak ten gronde, stelt het Grondwettelijk Hof dat het dient te worden vastgesteld of de voorliggende vordering tot onderzoek naar het vaderschap, al dan niet verjaard was op het ogenblik van de inwerkingtreding van de wet van 31 maart 1987.

De zaak dient dus te worden teruggezonden naar de verwijzende rechter.

Hoewel het Hof zich dus (nog) niet uitsprak over de mogelijke schending van artikelen 22 GW en 8 EVRM, heeft het Hof met inachtname van de wet van 1987 een eerste interpretatie gegeven inzake de (aanpak van) discriminaties op het gebied van de afstamming bij het instellen van vorderingen tot onderzoek van vaderschap. 

Gerelateerd nieuws

Deze berichten verschenen recent:
Advocaten
Deontologie Stage

De vernieuwde stageovereenkomst

Vanaf 10 oktober 2025 zal een gewijzigd artikel 31bis van de Codex Deontologie voor Advocaten gelden voor alle lopende en nieuwe stageovereenkomsten. De aangepaste regeling verduidelijkt de rechten en plichten van zowel stagiair als stagemeester, met extra aandacht voor thema’s zoals aansprakelijkheid, afwezigheden, wachtdiensten en de beëindiging van de stageovereenkomst. Raadpleeg ons vernieuwde model van de stageovereenkomst, aangepast aan de nieuwe regels.

Meer lezen
Deontologie Beroepsgeheim

Wet Private Opsporing: enkele aandachtspunten voor advocaten

De Wet Private Opsporing (WPO) vervangt sinds haar inwerkingtreding op 16 december 2024 de verouderde wet van 19 juli 1991 ‘tot regeling van het beroep van privédetective’. Advocaten die in het kader van hun dienstverlening aan de cliënt beroep willen doen op private onderzoekers moeten zich terdege bewust zijn de bepalingen van de WPO en hun cliënt daarover informeren. We geven u daarom een beknopt overzicht met aandachtspunten.

Meer lezen
Tucht

Reflectie en verdieping op het vijfde Seminarie Tucht

Op vrijdag 16 mei 2025 vond de vijfde editie van het Seminarie Tucht plaats rond één gemeenschappelijk doel: het verdiepen van de kennis en reflectie over het tuchtrecht binnen de advocatuur.

Meer lezen
Deontologie Witwaspreventie

Wijzigingen aan de lijst van verdachten van terrorisme

Er werden 89 personen geschrapt van de nationale lijst van personen en entiteiten die verdacht worden van terrorisme. Bekijk de aangepaste lijst.

Meer lezen
Deontologie Witwaspreventie

AML-wijzer: een OVB-gids naar een beter begrip van uw witwaspreventieverplichtingen

Hebt u het gevoel te verdwalen in de vele complexe regels over witwaspreventie? Volg dan ons nieuw opleidingstraject witwaspreventie. In verschillende modules maken enkele ervaren confraters u wegwijs in deze materie, en dat mét bijzondere aandacht voor uw beroepspraktijk.

Meer lezen
Deontologie

Zaak Halmer Rechtsanwaltsgesellschaft: Hof van Justitie bevestigt onafhankelijkheid van het beroep

Het Hof van Justitie van de Europese Unie heeft een belangrijk arrest uitgesproken over de onafhankelijkheid van het advocatenberoep. Het Hof oordeelt dat lidstaten zuiver financiële investeerders mogen verbieden deel te nemen in het kapitaal van een advocatenvennootschap. Een dergelijke beperking is gerechtvaardigd om de onafhankelijkheid van advocaten te waarborgen.

Meer lezen
Deontologie

Verbod op eenzijdig contact tussen advocaat en personen in een onderzoekende, bemiddelende of beslissende functie

De algemene vergadering heeft op 18 december 2024 een wijziging van artikel 100 CDA goedgekeurd. Het nieuwe artikel verduidelijkt dat het verbod op eenzijdig contact van een advocaat met personen in een onderzoekende, bemiddelende of beslissende functie niet alleen geldt bij eigen initiatief, maar ook bij contact vanuit deze personen, zowel rechtstreeks als onrechtstreeks. Daarnaast voorziet het artikel een uitzondering wanneer de procedure op tegenspraak dit expliciet toestaat, zoals bij specifieke wettelijke bepalingen.

Meer lezen
Deontologie Beroepsgeheim

Klokkenluiders moeten rekening houden met het beroepsgeheim van de advocaat

Het Grondwettelijk Hof heeft opnieuw zijn gunstige rechtspraak over het beroepsgeheim van de advocaat bevestigd, ditmaal in het kader van ons vernietigingsberoep tegen de klokkenluiderswetten voor de private en de publieke sector.

Meer lezen
Tucht

Stel u kandidaat voor het College van Toezicht als extern lid

Heeft u interesse in de deontologie en het tuchtrecht van de advocatuur? Stel u dan kandidaat om als niet-advocaat deel uit te maken van het College van Toezicht.

Meer lezen