- Kiesheid, waardigheid en rechtschapenheid
- Strafrechtelijke feiten / veroordeling
- Vrijspraak
Tegen de advocaat werd een klacht met burgerlijke partijstelling ingediend door de tegenpartij van zijn cliënt. Hij had ze een dading laten ondertekenen, waarbij zij afstand deed van alle, minstens een deel van de geleden schade.
De advocaat betwist bedrieglijke inzichten te hebben gehad en betwist ook de deontologische regels te hebben geschonden.
De tuchtraad besliste op een vorige zitting de debatten te heropenen en stelt de zaak vast op een latere datum om – alvorens uitspraak te doen – kennis te kunnen nemen van het resultaat van het gerechtelijk onderzoek lastens de advocaat.
Bij beschikking van de raadkamer werd de advocaat inmiddels buitenvervolging gesteld.
De tuchtraad oordeelt dat niet is aangetoond dat de advocaat de bedoeling had om op één of andere wijze mee te werken aan de onttrekking van de in beslag genomen gelden aan het vermogen van de benadeelde partijen en spreekt de advocaat vrij.