Ga verder naar de inhoud

Wit­was­pre­ven­tie­wet ge­deel­te­lijk vernietigd door Grond­wet­te­lijk Hof

vrijdag 25 september 2020

Een advocaat kan niet worden verplicht een witwasvermoeden aan de stafhouder te melden wanneer de cliënt op zijn advies van een verdachte verrichting afziet.

Daarnaast kan een persoon die buiten de vertrouwensrelatie tussen de advocaat en zijn cliënt staat, niet worden toegestaan om door het beroepsgeheim gedekte informatie aan de stafhouder of de Cel voor Financiële Informatieverwerking mee te delen.

Het Hof bevestigt ook de filterfunctie van de stafhouder.

Ben Claes

Jurist studiedienst
Ben Claes

Deel dit artikel

Ver­nie­ti­gings­pro­ce­du­re

In 2018 vorderden we samen met de OBFG voor het Grondwettelijk Hof de vernietiging van enkele bepalingen in de Wet van 18 september 2017 tot voorkoming van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme en tot beperking van het gebruik van contanten, kortom de Witwaspreventiewet (WPW). Die wet zet de vierde en vijfde Europese antiwitwasrichtlijn om.

Volgens ons miskenden verschillende bepalingen van de WPW over de plicht tot melding van witwasvermoedens, het beroepsgeheim van de advocaat.

Be­roeps­ge­heim essentieel voor rechtstaat

Het Grondwettelijk Hof gaf ons op essentiële punten gelijk.

Belang van het beroepsgeheim

Onder verwijzing naar de rechtspraak van het Hof van Cassatie en het Europees Hof voor de Rechten van de Mens, brengt het Hof vooreerst in herinnering dat het beroepsgeheim van de advocaat een essentieel bestanddeel is van het recht op eerbiediging van het privéleven en van het recht op een eerlijk proces.

Het beroepsgeheim beschermt immers het fundamentele recht op eerbiediging van het privéleven van een persoon die iemand in vertrouwen neemt. De effectiviteit van de rechten van de verdediging van elke rechtzoekende veronderstelt bovendien dat een vertrouwensrelatie kan ontstaan tussen die persoon en de advocaat die hem raad geeft en hem verdedigt. Het beroepsgeheim van de advocaat berust op de noodzaak volledige veiligheid te verzekeren aan diegenen die zich aan hem toevertrouwen.

Volgens het Hof moet de grondwettigheid van de bestreden bepalingen worden beoordeeld in het licht van het beroepsgeheim van de advocaat als een algemeen (grondwettelijk) beginsel dat verband houdt met de naleving van de fundamentele rechten. Dat maakt dat de regels die van dat geheim afwijken om die reden en met toepassing van het algemeen beginsel van de voorzienbaarheid van de strafbaarstelling slechts strikt kunnen worden geïnterpreteerd en dat rekening moet worden gehouden met de wijze waarop het beroep van advocaat in de interne rechtsorde is geregeld.

Het Hof herhaalt zijn bestaande rechtspraak (arrest 10/2008). Onder het beroepsgeheim vallen die gegevens die ter kennis worden gebracht van de advocaat, enerzijds, in het kader van zijn activiteit bestaande in de verdediging en de vertegenwoordiging in rechte, en, anderzijds, wanneer hij de rechtspositie van zijn cliënt bepaalt.

De bepaling van de rechtspositie van de cliënt omvat ook juridische advisering. Dat is de cliënt informeren over de staat van de wetgeving die van toepassing is op zijn persoonlijke situatie of op de verrichting die hij overweegt, of hem adviseren over de wijze waarop die verrichting binnen het wettelijk kader kan worden uitgevoerd, één en ander met het doel het de cliënt mogelijk te maken een rechtsgeding met betrekking tot die verrichting te vermijden.

De regel van het beroepsgeheim moet enkel wijken als een dwingende reden van algemeen belang dat verantwoordt en als het opheffen van het geheim strikt evenredig is met het nagestreefde doel.

Niet langer melden als de cliënt van de verdachte verrichting afziet

We vorderden de vernietiging van artikel 47, §1, 2°, tweede zin WPW. Die bepaling verplichtte de advocaat om witwasvermoedens aan de stafhouder te melden, ook al had de cliënt op zijn advies afgezien van de verdachte verrichting.

Volgens het Hof heeft de advocaat de gegevens in dat geval vernomen in het kader van juridische advisering en zijn ze dus gedekt door zijn beroepsgeheim. Een mededelingsplicht aan de CFI, al dan niet via de stafhouder, heeft zodoende geen redelijke verantwoording.

Het Hof vernietigt daarom artikel 47, §1, 2°, tweede zin WPW ten aanzien van de advocatuur.

Medewerkers van advocaat mogen niet langer rechtstreeks melden aan CFI

We bekritiseerden artikel 49 WPW. Die bepaling verplichtte een persoon die buiten de vertrouwensrelatie tussen de advocaat en zijn cliënt staat, zoals een werknemer van de advocaat of een andere advocaat van hetzelfde kantoor, om informatie die door het beroepsgeheim gedekt is rechtstreeks aan de CFI mee te delen.

Het Hof stelt vast dat de WPW advocaten verplicht een witwaspreventieverantwoordelijke (AMLCO) aan te wijzen, die belast is met de communicatie met de stafhouder en de CFI. Wat de advocaten betreft, is die verantwoordelijke de advocaat die verantwoordelijk is voor het dossier.

Onder voorbehoud van die interpretatie doet artikel 49 WPW volgens het Hof niet op onevenredige wijze afbreuk aan het beroepsgeheim van de advocaat.

Wanneer de normale procedure via de AMLCO niet kan worden gevolgd, kan het doorsturen van informatie volgens het Hof alleen gebeuren door een advocaat van hetzelfde kantoor, en niet door een werknemer van het kantoor. Het Hof voegt daar echter wel aan toe dat niets verantwoordt dat een persoon die buiten de relatie tussen de advocaat en zijn cliënt staat, zelfs wanneer hij advocaat zou zijn, gegevens over die cliënt zou kunnen doorgeven.

Daarom vernietigt het Hof de verwijzing naar artikel 5, §1, 28° in artikel 49, tweede lid WPW, zodat die bepaling niet langer toepasselijk is op advocaten.

Filterfunctie stafhouder bevestigd

We vochten tot slot artikel 52, tweede lid, tweede zin WPW aan. Die bepaling verplicht de stafhouder de informatie die hij van een advocaat ontvangt "ongefilterd" door te geven aan de CFI zodra hij heeft vastgesteld dat de advocaat heeft gehandeld binnen het toepassingsgebied van de geviseerde activiteiten bedoeld in artikel 5, §1, 28° WPW, en buiten zijn opdracht van verdediging en vertegenwoordiging in rechte, en buiten zijn opdracht van juridische advisering in de zin van artikel 53 WPW. De term "ongefilterd" zette volgens de Ordes de filterfunctie van de stafhouder echter op losse schroeven.

Hoewel het Hof die visie finaal niet deelt, blijft de rol van de stafhouder centraal staan. Volgens het Hof oefent de stafhouder een wettigheidscontrole uit, die erin bestaat na te gaan of aan de wettelijke voorwaarden voor de toepassing van de meldingsplicht is voldaan. Die controle biedt de stafhouder dus de mogelijkheid erover te waken dat de gegevens die de advocaat verneemt in het kader van de uitoefening van de wezenlijke activiteiten van zijn beroep niet worden doorgegeven aan de CFI.

Het Hof bevestigt zo de filterfunctie van de stafhouder.

Be­roeps­ge­heim essentieel voor rechtstaat

Het beroepsgeheim van de advocaat is als algemeen grondwettelijk beginsel essentieel voor de rechtstaat. Het beroepsgeheim wordt evenwel steeds meer uitgehold door de invoering van allerhande meldingsverplichtingen. Die maken dat de advocaat in toenemende mate verwordt tot een zoveelste “oeil du prince” en onder druk van sancties zijn onafhankelijkheid verliest. Meldingsverplichtingen zetten de noodzakelijke vertrouwensband tussen de advocaat en zijn cliënt onder druk.

We zijn dan ook verheugd dat het Grondwettelijk Hof opnieuw terecht het beroepsgeheim blijft beschermen. Met dit arrest zet het Hof de lijn van zijn bestaande rechtspraak voort.

Hopelijk doet het Hof dat ook in zijn beoordeling van de hangende vernietigingsberoepen tegen de DAC6-regelgeving.

Ook interessant

Witwaspreventie
maandag 13 mei 2024

Strafverzwaring voor advocaten die betrokken zijn bij witwasoperaties

Advocaten hebben er sinds een recente wijziging van het Strafwetboek meer dan ooit alle belang bij om hun verplichtingen onder de witwaspreventiewet strikt na te leven. Wanneer ze betrokken raken bij witwaspraktijken, mogen ze als ‘onderworpen entiteiten’ onder de witwaspreventiewet voortaan rekenen op strafverzwaring.

Meer lezen
Deontologie Podcast
vrijdag 29 maart 2024

Podcast Ten Gronde: F*Q deontologie

In een boeiende aflevering van de podcast Ten Gronde, gemodereerd door bestuurder Jan Meerts, wordt de deontologie kritisch in vraag gesteld, met een focus op de veranderende landschappen van ethiek en praktijk. Mr. Eva Raepsaet, stafhouder Luk Delbrouck en vice-stafhouder Frank Judo betreden de arena om te debatteren over de ethiek en de grenzen van het beroep.

Deze podcast biedt een unieke kans om diepgaand inzicht te krijgen in de ethiek en de moderne ontwikkelingen van het beroep. Luister alsof u er zelf bij was!

Meer lezen