Wetsvoorstel aangenomen Nieuwe regels voor vereffening, verdeling en boedelbeschrijving
De wet van 18 juni 2025 tot wijziging van de artikelen 572bis, 1179 en 1184 van het Gerechtelijk Wetboek, van het vierde deel, boek IV, hoofdstuk VI, van hetzelfde Wetboek, met betrekking tot de verdelingen en veilingen, evenals van artikel 4.101 van het Burgerlijk Wetboek op vereffening-verdeling, is gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad op 27 juni.
De wet beoogt enkele belangrijke aanpassingen aan de regeling van (gerechtelijke) vereffeningen en verdelingen, alsook de boedelbeschrijving. We werkten actief mee aan de totstandkoming ervan, met bijzondere dank aan mr. Pignolet, lid van onze commissie familierecht. We zetten de voornaamste wijzigingen en hun impact op uw praktijk voor u op een rij.
Vereffening zonder verdeling voortaan mogelijk
De wet bepaalt dat de bepalingen over minnelijke en gerechtelijke verdeling (art. 1205 e.v. Ger.W.) ook van toepassing zijn wanneer er geen onverdeeldheid is, aangezien partijen verschillende rechten op dezelfde goederen hebben. In zulke gevallen is een vereffening, en geen verdeling, vereist om hun rechten cijfermatig te berekenen. Die situaties doen zich steeds meer voor sinds de inwerkingtreding van het nieuwe erfrecht.
Voorbeeld: een erflater laat twee kinderen na. Het eerste kind kan aanspraak maken via een algemeen legaat op de eigendom van alle goederen uit de nalatenschap. Het tweede kind heeft daarmee samenhangend enkel recht op zijn reserve in waarde, en dus niet op bepaalde goederen zelf. Het tweede kind heeft zodoende een pecuniaire schuldvordering. Het eerste kind moet hem vergoeden ten belope van die reserve. Er is dus geen onverdeeldheid, maar wel nood aan een vereffening om de vergoeding te kunnen berekenen.
In dat licht wordt ook artikel 4.101 BW aangepast. Schuldeisers van een erfgenaam kunnen zich voortaan verzetten tegen een vereffening, en niet enkel tegen een verdeling, die buiten hun aanwezigheid werd uitgevoerd.
Daarnaast worden de artikelen 1218, §3, 3° en 1223, §5 Ger.W. gewijzigd voor samenhang met artikel 1397 Ger.W. (eindvonnissen zijn uitvoerbaar bij voorraad, niettegenstaande hoger beroep). Dit heeft gevolgen voor het startpunt van de termijn van vier maanden waarbinnen de notaris een staat van vereffening moet opstellen na een beslissing over een tussentijds proces-verbaal van geschillen:
-
Als de beslissing uitvoerbaar is bij voorraad: de termijn start na een schriftelijk verzoek van een partij die uitvoering vraagt op eigen risico (art. 1398 Ger.W.)
-
Als de beslissing niet uitvoerbaar is bij voorraad: de termijn start pas wanneer de beslissing in kracht van gewijsde is getreden
Overgangsbepalingen: in beraadname is bepalend
Wat de overgangsrechtelijke bepalingen betreft, kiest het voorstel als cruciale datum het moment waarop de vordering tot vereffening-verdeling in beraad wordt genomen:
-
Als een vordering reeds in beraad is genomen vóór de inwerkingtreding van de wet, blijft het oude recht van toepassing
-
Vorderingen die nog niet in beraad zijn genomen op het moment van inwerkingtreding, vallen onder het nieuwe recht
-
Ook nieuwe vorderingen die nadien worden ingesteld, vallen onder de nieuwe regeling
Download
Ook interessant
OVB ondersteunt modernisering van het bijzondere contractenrecht
De Kamercommissie Justitie organiseerde op 18 november een hoorzitting over het wetsvoorstel tot invoeging van Boek 7 “Bijzondere contracten” in het Burgerlijk Wetboek. Omdat wij onze opmerkingen reeds hadden toegelicht, beperkten wij ons tot twee punten: de regeling omtrent de betwiste rechten en de kennisgevingstermijn bij conformiteitsgebrek.
Uitstel voor wet statuut bewindvoerder
In het Belgisch Staatsblad van 6 augustus 2025 werd de wet van 18 juli 2025 tot wijziging van de wet van 8 november 2023 betreffende het statuut van bewindvoerder over een beschermde persoon gepubliceerd. Die wet stelt de inwerkingtreding van verschillende bepalingen van de wet van 8 november 2023 uit. Het betreft de bepalingen die verband houden met het nationaal register van professionele bewindvoerders die volgens de wet van 8 november 2023 uiterlijk op 1 september 2025 in werking moesten treden.