Hoofdstuk 4 - Verhouding tot de rechters
Art. 274
De advocaat, die voor een rechter verschijnt of die optreedt in een procedure, moet de gedragsregels naleven die aldaar gelden.
Art. 275
De advocaat dient onder alle omstandigheden het contradictoire karakter van de procedures in acht te nemen.
Art. 276
Zonder afbreuk te doen aan de eerbied en de loyaliteit, die hij aan de rechter verschuldigd is, zal de advocaat de belangen van de cliënt naar eer en geweten en zonder vrees verdedigen, ongeacht zijn eigen belangen en ongeacht eventuele gevolgen voor hemzelf of voor welke andere persoon dan ook.
Art. 277
De advocaat mag nimmer de rechter bewust onjuiste of misleidende inlichtingen verstrekken.
Art. 278
De regels, die gelden voor de verhouding van de advocaat tot de rechter, zijn evenzeer toepasselijk op zijn betrekkingen met arbiters en elke andere persoon die, zelfs occasioneel, een gerechtelijke of quasi-gerechtelijke functie uitoefent.