Hoofdstuk 1 - De raad van de Orde zetelend zoals in tucht
Art. 196
In de volgende gevallen volgt de raad van de Orde de in dit hoofdstuk vastgelegde procedure:
§ 1 Wanneer de stafhouder of de raad van de Orde vaststelt dat er redenen kunnen zijn om een persoon de inschrijving of herinschrijving op het tableau, op de lijst van de advocaten die hun beroep uitoefenen onder de beroepstitel van een andere lidstaat van de Europese Unie of op de lijst van stagiairs, met toepassing van de artikelen 432 of 472, §1 Ger.W. te weigeren;
§ 2 Wanneer de stafhouder of de raad van de Orde vaststelt dat er redenen kunnen zijn om een advocaat, die daarom niet zelf heeft verzocht, met toepassing van de artikelen 432, 435, laatste lid en 437 Ger.W., of artikel 160ter van deze Codex weg te laten van het tableau, van de lijst van de advocaten die hun beroep uitoefenen onder de beroepstitel van een andere lidstaat van de Europese Unie of van de lijst van stagiairs;
§ 3 Wanneer de stafhouder of de raad van de Orde vaststelt dat er redenen kunnen zijn om een advocaat, die daarom heeft verzocht, niet op te nemen op de lijst met advocaten die prestaties wensen te verrichten in het kader van de juridische eerstelijnsbijstand bedoeld in artikel 508/5, §1 Ger.W.;
§ 4 Wanneer de stafhouder of de raad van de Orde vaststelt dat er redenen kunnen zijn om een advocaat overeenkomstig artikel 508/5, §4 Ger.W. te schrappen van de lijst met advocaten die prestaties wensen te verrichten in het kader van de juridische eerstelijnsbijstand;
§ 5 Wanneer de stafhouder of de raad van de Orde vaststelt dat er redenen kunnen zijn om een advocaat, die daarom heeft verzocht, niet op te nemen op de lijst met advocaten die prestaties wensen te verrichten in het kader van de juridische tweedelijnsbijstand bedoeld in artikel 508/7, §1 Ger.W.;
§ 6 Wanneer de stafhouder of de raad van de Orde vaststelt dat er redenen kunnen zijn om een advocaat overeenkomstig artikel 508/8 Ger.W. te schrappen van de lijst met advocaten die prestaties wensen te verrichten in het kader van de juridische tweedelijnsbijstand.
Art. 197
De stafhouder roept de betrokken persoon op voor de raad van de Orde op de zitting die hij bepaalt. Hij houdt daarbij rekening met een oproepingstermijn van minstens 15 dagen. De oproepingsbrief wordt verstuurd met een ter post aangetekende brief met ontvangstbewijs en vermeldt het voorwerp van de oproeping en eventueel ook de redenen die aanleiding geven tot het instellen van de procedure. (Gewijzigd AV 08/02/2023 – BS 09/03/2023 – in werking 01/07/2023)Art. 198
Op de zitting van de raad van de Orde wordt de betrokken persoon gehoord. Hij kan zich laten bijstaan en vertegenwoordigen door een advocaat. De raad van de Orde kan steeds de persoonlijke verschijning bevelen.
Art. 199
Indien de betrokken persoon geldig is opgeroepen overeenkomstig artikel 197 en niet verschijnt noch zich laat vertegenwoordigen door een advocaat, kan de zaak in zijn afwezigheid worden behandeld.
Art. 200
De raad van de Orde behandelt de zaak in openbare zitting, behoudens de uitzonderingen vermeld in artikel 459 Ger.W.
Art. 201
De raad van de Orde beslist in een met redenen omklede beslissing.
Art. 202
De secretaris van de raad van de Orde brengt de betrokken persoon binnen acht dagen na de uitspraak op de hoogte van de beslissing bij ter post aangetekende brief met ontvangstbewijs. Hij vermeldt daarin de rechtsmiddelen. (Gewijzigd AV 08/02/2023 – BS 09/03/2023 – in werking 01/07/202)
Art. 203
De betrokken persoon kan verzet aantekenen tegen de bij verstek genomen beslissing. Hij doet dat bij ter post aangetekende brief aan de secretaris van de raad van de Orde en binnen een termijn van 15 dagen na de kennisgeving van de beslissing.
Laattijdig verzet wordt niet ontvankelijk verklaard, tenzij de raad van de Orde de verzetdoende van het verval ontheft. De raad van de Orde oordeelt daar soeverein over en er staat geen rechtsmiddel tegen open.
De secretaris van de raad van de Orde roept de betrokken persoon op om voor de raad van de Orde te verschijnen op de wijze vermeld in artikel 197. Indien hij opnieuw niet verschijnt, doet de raad van de Orde uitspraak zoals op tegenspraak.
Het verzet wordt als ongedaan beschouwd indien de betrokken persoon:
- nogmaals verstek laat gaan bij zijn verzet en het vaststaat dat hij kennis heeft gehad van de oproeping in de procedure op verzet, of
- wanneer hij op verzet verschijnt, vaststaat dat hij kennis heeft gehad van de oproeping in de procedure waarin hij verstek heeft laten gaan en geen gewag maakt van overmacht of van een wettige reden van verschoning ter rechtvaardiging van zijn verstek bij de bestreden rechtspleging. De raad van de Orde oordeelt soeverein of hij de aangevoerde overmacht of reden erkent. (Ingevoegd AV 08/02/2023 – BS 09/03/2023 – in werking 01/07/2023)
Art. 204
Tegen de beslissingen bedoeld in artikel 196, §§1, 2, 3 en 5 kan hoger beroep worden ingesteld overeenkomstig artikel 432bis Ger.W.
Tegen de beslissingen bedoeld in artikel 196, §§4 en 6 kan hoger beroep worden ingesteld overeenkomstig artikel 463 Ger.W.
De secretaris van de tuchtraad van beroep brengt onmiddellijk na ontvangst van het hoger beroep de secretaris van de betrokken raad van de Orde daarvan op de hoogte. Die laatste maakt onverwijld het geïnventariseerd dossier over aan de secretaris van de tuchtraad van beroep.
Hoger beroep tegen de beslissing die het verzet als ongedaan beschouwt, houdt in dat de grond van de zaak aanhangig wordt gemaakt bij de rechter in hoger beroep, ook al is er geen hoger beroep ingesteld tegen de bij verstek gewezen beslissing. (Ingevoegd AV 08/02/2023 – BS 09/03/2023 – in werking 01/07/2023)
Art. 205
Ontvankelijk verzet en hoger beroep hebben schorsende kracht en de weglating van het tableau, van de lijst van de advocaten die hun beroep uitoefenen onder de beroepstitel van een andere lidstaat van de Europese Unie of van de lijst van stagiairs, of de schrapping van de lijst met advocaten die prestaties wensen te verrichten in het kader van de juridische eerstelijnsbijstand of de juridische tweedelijnsbijstand heeft uitwerking vanaf de dag die volgt op het verstrijken van de termijnen van verzet of hoger beroep, tenzij de raad van de Orde anders beslist.
Art. 206
Dit hoofdstuk is van toepassing op elk verzoek tot inschrijving, herinschrijving of opname bedoeld in artikel 196, §§1, 3 en 5 gedaan na 4 maart 2008 (datum van de inwerkingtreding van hoofdstuk VII.1 De raad van de Orde zetelend zoals in tucht, oud OVB-reglement van 21.11.2007).
Dit hoofdstuk is van toepassing op elke procedure van weglating of schrapping bedoeld in artikel 196, §§2, 4 en 6 ingeleid na 4 maart 2008 (datum van de inwerkingtreding van hoofdstuk VII.1 De raad van de Orde zetelend zoals in tucht, oud OVB-reglement van 21.11.2007).