Deontologie-advies Advies 737
Het uitoefenen van het mandaat van onbezoldigd bestuurder in een private stichting is op zich niet onverenigbaar met het beroep van advocaat. Wel is het een meldingsplichtige andere activiteit, waarover de advocaat zijn stafhouder krachtens artikel 11bis van de Codex Deontologie voor Advocaten minstens één maand op voorhand omstandig en gedetailleerd moet informeren.
Niettegenstaande de principiële verenigbaarheid, kunnen het mandaat en de daaraan verbonden taken en bevoegdheden wel interfereren met de noodzakelijke onafhankelijkheid, de noodzakelijke partijdigheid en het beroepsgeheim van de advocaat.
De advocaat, noch zijn vennoten, medewerkers of stagiairs kunnen optreden als advocaat van de private stichting. (artikel 11quater en artikel 17bis van de Codex Deontologie voor Advocaten).
Auteur
Merve Köse

Auteur
Dominique Dombret

Vraag
Uw vraag is of de uitoefening van het mandaat van onbezoldigd bestuurder in een private stichting verenigbaar is met het beroep van advocaat en of het opnemen van dergelijk mandaat de onafhankelijkheid van de advocaat of zijn kantoor in het gedrang brengt.
Een advocaat adviseert een cliënte bij haar successieplanning en werkt daarbij de structuur van een private stichting uit. Samen met een dame uit haar naaste omgeving wordt de advocaat bestuurder van de stichting. Het mandaat is onbezoldigd.
Bij de afwikkeling van de vereffening / verdeling van de nalatenschap en bij een betwisting daarover stelt de private stichting het kantoor aan, waarvan de advocaat in kwestie deel uitmaakt, om haar belangen te behartigen.
De advocaat van de andere partij stelt zich vragen bij de verenigbaarheid van het beroep van advocaat met het mandaat in de private stichting en bij de onafhankelijkheid van het kantoor van die advocaat.
Ik verleen u volgend advies.
Advies
Overeenkomstig artikel 11 van de Codex Deontologie voor Advocaten maakt het mandaat van onbezoldigd bestuurder in een private stichting een andere activiteit uit. De advocaat moet er ook op toezien dat het waarnemen van het bestuurdersmandaat in de private stichting zijn onafhankelijkheid en beroepsgeheim in de uitoefening van het beroep van advocaat niet schendt en dat hij ieder belangenconflict vermijdt.
Volgens artikel 437.3° van het Gerechtelijk Wetboek is het beroep van advocaat onverenigbaar met het drijven van handel of nijverheid. Het uitoefenen van het mandaat van onbezoldigd bestuurder in een private stichting is op zich niet onverenigbaar met het beroep van advocaat.
Alleszins betreft het mandaat wel een andere activiteit die krachtens artikel 11bis van de Codex Deontologie voor advocaten vooraf aan de stafhouder moet gemeld worden. De omstandigheid dat het mandaat onbezoldigd is, doet daaraan geen afbreuk.
Niettegenstaande de principiële verenigbaarheid, moet worden vastgesteld dat het mandaat in de private stichting en de daaraan verbonden taken en bevoegdheden wel kunnen interfereren met de noodzakelijke onafhankelijkheid, de noodzakelijke partijdigheid en het beroepsgeheim van de advocaat.
Het slechts kunnen nemen van bepaalde beslissingen in samenspraak met de andere bestuurster van de private stichting verandert daar niets aan. Als bestuurder van de stichting heeft de advocaat immers wel stemrecht in de Raad van Bestuur.
Mede gelet op artikel 11quater van de Codex Deontologie voor Advocaten is het evident dat de advocaat in kwestie niet kan optreden als advocaat van de stichting.
Deze onmogelijkheid om op te treden strekt zich krachtens voormeld artikel bovendien ook uit tot de vennoten, medewerkers en eventuele stagiairs van de advocaat die het mandaat in de private stichting opneemt. (zie ook artikel 17bis van de Codex Deontologie voor Advocaten).
Er wordt geadviseerd dat het kantoor van de advocaat zich als raadsman moet terugtrekken, doch deze injunctie komt enkel de bevoegde stafhouder toe. Zelfs de omstandigheid dat de advocaat zijn bestuursmandaat thans nog zou neerleggen, zou het reeds ontstane belangenconflict niet kunnen remediëren.
Jan Meerts
Bestuurder deontologie, tucht en regulering