Voorzitter op vrijdag: "Toegang tot competent en onafhankelijk juridisch advies moet gegarandeerd zijn, voor vriend én vijand."
Innovatieve oplossingen voor complexe geschillen: een blik op hybride ADR
Wettelijk kader voor videoconferentie komt dichterbij
Het wetsontwerp tot organisatie van zittingen via videoconferentie in het kader van gerechtelijke procedures werd op 1 december 2023 in de Kamer ingediend. Meer dan een jaar geleden al adviseerden we bij het voorontwerp. We stellen vast dat onze inspanningen zich vertaald hebben in een sterkere tekst die de fysieke verschijning en de toestemming door de partijen centraal stelt en de rechten van verdediging beter waarborgt. Toch blijven er ook aandachtspunten.
Uitgangspunt OVB
Ons standpunt is dat de fysieke verschijning de regel moet zijn en blijven en dat voorafgaande instemming van de partijen vereist is om videoconferentie te kunnen inzetten.
Niet elke zaak leent zich tot behandeling op een zitting via videoconferentie. In commerciële zaken zal het een doorgaans minder grote impact hebben en dus sneller als nuttig en efficiënt worden ervaren dan bijvoorbeeld in familiaalrechtelijke geschillen met een sterke emotionele component.
In strafzaken zou het al helemaal een “last resort” moeten zijn. Strafzaken hebben een extra beladen karakter waardoor de fysieke aanwezigheid van de verdachte des te belangrijker is. Om een volledig beeld van de verdachte te krijgen, schiet een videoconferentie tekort. Bovendien draagt de verdachte die zich in de gevangenis bevindt al te veel de stempel van gedetineerde.
Een stevige stap vooruit
Het voorontwerp dat we eind 2022 onder de loep hebben genomen, was ronduit problematisch. De ingediende wettekst is gelukkig een duidelijke vooruitgang en komt tegemoet aan heel wat van onze bezwaren. Hieronder slechts enkele van de verbeteringen:
- Er wordt een artikel toegevoegd dat de regel van fysieke verschijning in de rechtbank expliciet bevestigt, zowel in burgerlijke als in strafzaken.
- Er is niet langer sprake van omstandigheden waarin de rechter videoconferentie kan bevelen. Fysieke verschijning kan enkel worden verboden in geval van een epidemische noodsituatie en bij een ernstig en concreet risico voor de openbare veiligheid dat verhindert dat het transport naar de zittingszaal in veiligheid kan worden gegarandeerd. Die uitzonderingen worden bovendien verder verduidelijkt en beperkt in hun toepassingsgebied in vergelijking met het voorontwerp.
- Er zal bij aanvang van elke zitting worden gekeken of het akkoord voor videoconferentie vrij en geïnformeerd is gegeven.
- De bijstand van een advocaat wordt nu vermeld als één van de omstandigheden waarmee de rechter moet rekening houden om partijen al dan niet uit te nodigen tot videoconferentie.
- Het belang van het kind moet worden meegenomen in de afweging om een zitting via videoconferentie voor te stellen.
- Er wordt toegevoegd dat een tolk enkel via videoconferentie mag vertalen als de rechten van verdediging daarbij gevrijwaard worden.
- In strafzaken wordt verduidelijkt dat de rechter partijen enkel kan uitnodigen om via videoconferentie te verschijnen bij de inleidingszitting, de preliminaire zitting, de zitting enkel gewijd aan de afhandeling van de burgerlijke belangen of voor de uitspraak.
- Ook in strafzaken zullen de partijen moeten instemmen met het gebruik van videoconferentie door de rechter, wat voorheen enkel in burgerlijke zaken zo was.
- Het woord “technische” wordt toegevoegd aan de “capaciteit van de gevangenissen” als voorwaarde waarmee de rechter moet rekening houden om videoconferentie toe te staan. Daarmee wordt verduidelijkt dat dit argument enkel betrekking heeft op de aanwezigheid van de juiste apparatuur en niet op bijvoorbeeld het gebrek aan personeel voor gevangenenvervoer.
Blijvende aandachtspunten
Het wetsontwerp is niet verlost van alle probleempunten. We denken bijvoorbeeld aan:
- De verantwoordelijkheid die bij de advocaat wordt gelegd om bij rechtspleging achter gesloten deuren te verzekeren dat niemand anders dan zijn cliënt aanwezig is op de plaats waar die cliënt per videoconferentie verschijnt en dat niemand anders kan volgen wat er gezegd wordt.
- De verplichte uitsluiting van onrechtmatig verkregen opnames als bewijsmateriaal in burgerlijke zaken, maar niet in strafzaken (Antigoonleer).
- De mogelijkheid voor de rechter, de onderzoeksrechter en het openbaar ministerie om via videoconferentie deel te nemen. Bij de rechter wordt dat in de voorliggende tekst ten minste wel afhankelijk gemaakt van de toestemming van de partijen.
- Vermits er voor de toepassing van de Voorlopige Hechteniswet per definitie een gevaar moet zijn voor de openbare veiligheid, zouden rechters alle verdachten van alle misdrijven die in aanmerking komen voor voorlopige hechtenis kunnen verplichten om via videoconferentie deel te nemen.
Los van de voorliggende tekst blijven er daarnaast ook enkele nadelen inherent verbonden aan de videoconferentie op basis waarvan de fysieke verschijning onze voorkeur behoudt: de non-verbale communicatie valt grotendeels weg, het bemoeilijkt het uitwisselen van stukken en het vertrouwelijk overleg tussen advocaat en cliënt, het kan een impact hebben op het tegensprekelijk karakter, enz.
JustCourt
De videoconferentie komt ook aan bod in de beleidsverklaring van minister van Justitie Van Tichgelt. Hij stelt daarover als volgt:
“Zittingen moeten ook digitaal kunnen worden georganiseerd. Daarvoor is JustCourt ontworpen, de applicatie specifiek voor videoconferenties in de rechtbanken. Een eerste versie werd reeds getest, en de gebruiksvriendelijkheid werd positief beoordeeld. Verdere verbeteringen zijn noodzakelijk en in 2024 start het pilootproject in de rechtbanken van Brussel, Marche-en-Famenne en Mechelen. (…)”
Met het wetgevend kader en de applicatie JustCourt lijkt het startschot voor de videoconferentie nabij. De OVB zal de parlementaire besprekingen en de praktische implementatie van nabij blijven opvolgen.
Het wetsontwerp en ons advies bij het voorontwerp Download
Ook interessant
Aanstelling van advocaat ad litem door voogd ad hoc aanbevolen
Binnen de commissie rechtshulp (tweedelijnsbijstand) en de commissie jeugd is een richtlijn opgesteld betreffende de voogd ad hoc. In deze richtlijn wordt aanbevolen om in alle gevallen een advocaat ad litem aan te stellen. Tegelijkertijd willen we het debat openen over een structurele oplossing voor de vergoeding van de prestaties van de voogd ad hoc.
Nieuwe richtlijn aanstelling en opvolging in jeugdzaken
We stelden een richtlijn op die meer duidelijkheid moet bieden bij problemen die zich in de praktijk regelmatig stellen bij aanstelling en opvolging van advocaten in jeugdzaken.