Ga verder naar de inhoud

Voorzitter op vrijdag: "Spreken is vaak riskanter dan zwijgen, maar bij het pleiten heb je geen keus"

vrijdag 23 mei 2025

In deze rubriek reflecteert onze voorzitter over de actualiteit. U leest hem elke twee weken. Ontdek waarover hij het vandaag met u wil hebben.

Auteur

Peter Callens

Voorzitter Orde van Vlaamse Balies
Portret voorzitter Peter Callens

Deel dit artikel

Een advocaat moet, dat weet u, kunnen zwijgen. Hij is een beroepszwijger. Met Keanu Reeves zou elke advocaat kunnen zeggen: “If you’re too tired to speak, sit next to me, because I too, am fluent in silence.” Maar een advocaat is ook een beroepsspreker. En spreken is vaak riskanter dan zwijgen, maar bij het pleiten heb je geen keus: je moet spreken, en daarin kan je grenzen overschrijden.

Hoever kan een advocaat te ver gaan in zijn pleidooi? Dat lijkt de samenvattende vraag in het debat dat de afgelopen dagen woedt in de Franse gerechtskronieken. Aanleiding van de discussie is tegen Gérard Depardieu, de topacteur wiens reputatie echter niet gebouwd is op een fundament van subtiele fijnmazigheid.

Op 13 mei veroordeelde de Parijse correctionele rechtbank de filmster tot een gevangenisstraf van 18 maanden met uitstel wegens seksuele agressie op een decoratrice en een regieassistente. Hij verliest ook voor 2 jaar het recht om verkozen te worden en zijn naam prijkt voortaan op de Franse lijst van plegers van seksuele misdrijven, de Fijais. De feiten deden zich voor in 2021, op de set van de film ‘Les volets verts’, gebaseerd op een roman van Georges Simenon over een oudere acteur wiens glorietijd voorbij is, maar die met grof gedrag en drankzucht zijn legende in leven houdt. Tja.

Depardieu betwist de feiten en gaat in beroep.

Maar daarover gaat het huidige debat niet.

Waarover de gemoederen opgehitst raakten zijn de, naar verluidt, agressieve uitlatingen van de advocaat van Depardieu aan het adres van de burgerlijke partijen. Die zouden aanleiding gegeven hebben tot “secundaire victimisatie”. Daarvoor heeft de rechtbank niet onze confrater, maar Gérard Depardieu veroordeeld tot een schadevergoeding van €1000.

Secundaire victimisatie is een begrip dat meer dan 40 jaar geleden opdook in de psychologie. Het vond zijn weg naar de rechtspraak van het EHRM, en bedoelt het bijkomende trauma dat slachtoffers van (voornamelijk) seksuele misdrijven of huiselijk geweld ondervinden, niet door het misdrijf zelf, maar door de beschamende aanpak in de strafprocedure. In de zaak J.L. t/ Italië uit 2021 overwoog het EHRM (§141)(eigen vertaling): “Het is van wezenlijk belang dat de gerechtelijke overheden voorkomen dat zij seksistische stereotypes overnemen in rechterlijke uitspraken, dat gendergerelateerd geweld wordt gebagatelliseerd en dat vrouwen worden blootgesteld aan secundaire victimisatie door het gebruik van culpabiliserende en moraliserende taal die het vertrouwen van slachtoffers in justitie ondermijnt.” Die beslissing staat niet alleen.

Het dossier Depardieu is verschillend, omdat het daar niet gaat om het optreden van de Staat en evenmin om de houding van de vermeende dader, maar om die van diens advocaat.

Door secundaire victimisatie toe te passen op die casus begeeft de rechtbank zich op een uitermate glibberig pad, om twee redenen.

Eén, de immuniteit van het pleidooi is een conditio sine qua non voor een deugdelijke verdediging. Als de advocaat zich gehinderd voelt in wat hij mag zeggen, en aan zelfcensuur doet uit vrees voor een veroordeling door de rechter voor wie hij pleit, ontstaat er een levensgrote bedreiging voor de rechten van verdediging.

In België bepaalt artikel 444 Ger.W. de contouren van wat kan en wat niet: advocaten “moeten er zich van onthouden enig ernstig feit tegen de eer en de faam van personen aan te voeren, tenzij dit voor de zaak volstrekt noodzakelijk is.” Als de advocaat die regel overtreedt, kan er een tuchtvervolging volgen. Het zijn de tuchtorganen van de advocatuur die beoordelen of een advocaat over de schreef gegaan is. Artikel 452 SWB vult dit aan met een strafrechtelijke immuniteit voor woorden die in de rechtszaal uitgesproken worden, en betrekking hebben op de zaak of op de partijen.

Als het toch misgaat, mag van de kamervoorzitter verwacht worden dat hij zijn leidende taak ter harte neemt. Dat is in de zaak Depardieu blijkbaar niet gebeurd: de veroordeling wegens secundaire victimisatie kwam zonder verwittiging. Bij overschrijdingen past een waarschuwende tussenkomst van de voorzitter, zodat de advocaat weet waar hij aan toe is – wat niet verhindert dat ook dan de voorzitter blijk moet geven van wijsheid en terughoudendheid.

Immuniteit van het pleidooi is geen vrijbrief voor haatspraak of belediging. In gevallen van seksuele of andere geweldmisdrijven behoort het tot de taak van de advocaat van de verdachte om niet onnodig kwetsend te zijn voor de slachtoffers, bij de zaak te blijven en zich te onthouden van ongepaste opmerkingen die niet bijdragen aan de verdediging van de cliënt. Delicatesse betonen zonder afbreuk te doen aan de verdediging van de cliënt: het is mogelijk.

Twee, de rechtbank sanctioneert niet de advocaat, maar diens cliënt. Natuurlijk pleit de advocaat namens de cliënt, en stemt deze principieel in met het gevoerde verweer. De advocaat is de lasthebber van zijn cliënt en wat hij doet, wordt toegerekend aan de cliënt. Dat is het uitgangspunt. Maar staat de cliënt in voor elk woord dat de advocaat gebruikt, in het vuur van de strijd? Is het realistisch te verwachten dat een cliënt op de zitting zijn advocaat het zwijgen oplegt als hij te ver gaat – en hoe moet de cliënt dat als niet-professioneel inschatten? – of dat hij zijn advocaat wandelen stuurt en een andere inhuurt? Ik denk het niet.

Veel evenwichten zijn lastig te vinden, en ook dit evenwicht tussen vrijheid van het pleidooi en respect voor slachtoffers is moeilijk. Maar niet onmogelijk. En het uitgangspunt blijft dat de immuniteit van het pleidooi de hoeksteen is van de rechten van verdediging. Eventuele excessen moeten de tuchtoverheden beoordelen, maar in het gerechtelijke debat blijft ‘du choc des idées jaillit la lumière’ het leidende beginsel. Wie in een rechtszaak betrokken raakt, met hoeveel tegenzin ook, zal tegen een stoot moeten kunnen. Dat is, helaas, deel van het leven. Zonder dat is er geen waarachtig gerechtelijk debat.

Met genegen groeten,

Peter Callens
Voorzitter Orde van Vlaamse Balies

Ook interessant

Voorzitter op vrijdag
vrijdag 06 juni 2025

Voorzitter op vrijdag: "Een advocaat houdt zich niet in omdat anderen niet houden van zijn argumentatie. Dat heet onafhankelijkheid"

In deze rubriek reflecteert onze voorzitter over de actualiteit. U leest hem elke twee weken. Ontdek waarover hij het vandaag met u wil hebben.

Meer lezen
Voorzitter op vrijdag
vrijdag 09 mei 2025

Voorzitter op vrijdag: "Doen. Smijt u. Durf."

In deze rubriek reflecteert onze voorzitter over de actualiteit. U leest hem elke twee weken. Ontdek waarover hij het vandaag met u wil hebben.

Meer lezen