Ga verder naar de inhoud

Artikel 60 van Opvangwet in bepaalde situaties niet verenigbaar met Grondwet

dinsdag 27 april 2021

In zijn arrest van 23 april 2021 beantwoordt het Grondwettelijk Hof de prejudiciële vraag gesteld door de Arbeidsrechtbank Waals-Brabant, afdeling Waver, over de verenigbaarheid van artikel 60 van de wet van 12 januari 2007 betreffende de opvang van asielzoekers en van bepaalde andere categorieën van vreemdelingen (‘Opvangwet’) met de Grondwet en het Verdrag inzake de rechten van het kind.

Laurence Lambert

Jurist studiedienst
Laurence Lambert

Deel dit artikel

Feiten

De situatie die in het geding is voor het verwijzende rechtscollege en aanleiding gaf tot de prejudiciële vraag is die van een Armeens gezin dat illegaal op het grondgebied verblijft en is samengesteld uit de twee ouders, een ernstig gehandicapte meerderjarige zoon en twee minderjarige zonen.

Het verwijzende rechtscollege stelt vast dat artikel 60 van de Opvangwet, zoals gewijzigd bij artikel 71 van de wet van 21 november 2017, een verschil in behandeling doet ontstaan tussen twee categorieën van begunstigden van de opvang: terwijl asielzoekers, die zich bevinden in een toestand van kwetsbaarheid in de zin van artikel 36 van de Opvangwet, materiële hulp in een collectieve of individuele opvangstructuur kunnen genieten, kunnen minderjarigen die illegaal met hun ouders op het grondgebied verblijven en materiële hulp genieten, die materiële hulp enkel binnen een collectieve opvangstructuur krijgen.

Het Grondwettelijk Hof werd dan ook verzocht om de verenigbaarheid na te gaan van voornoemd artikel 60 met de artikelen 10, 11, 22 en 23 van de Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met de artikelen 2, lid 2, 3, lid 2, 9, 22, 23 en 24 van het Verdrag inzake de rechten van het kind.

Gelijkheids- en niet-dis­cri­mi­na­tie­be­gin­sel

Het Grondwettelijk Hof brengt in overweging B. 7 in herinnering dat het beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie niet uitsluit dat een verschil in behandeling tussen categorieën van personen mogelijk is, voor zover dat verschil op een objectief criterium berust en het redelijk verantwoord is. Dat beginsel verzet er zich overigens tegen dat categorieën van personen, die zich ten aanzien van de betwiste maatregel in wezenlijk verschillende situaties bevinden, op identieke wijze worden behandeld, zonder dat daarvoor een redelijke verantwoording bestaat.

Daar de minderjarigen die met hun ouders illegaal op het grondgebied verblijven, de materiële hulp genieten die onontbeerlijk is voor hun ontwikkeling, kan het gegeven dat die wordt verstrekt in een collectieve opvangstructuur volgens het Hof in de regel niet als onevenredig worden beschouwd.

Maar in overweging B.16 wordt duidelijk waar het schoentje precies knelt. Wanneer de gezondheidstoestand van de minderjarige of van een gezinslid dat met hem is gehuisvest, de huisvesting in een collectieve opvangstructuur absoluut onmogelijk maakt, heeft het verbod dat is vervat in de in het geding zijnde bepaling om de materiële hulp in kwestie in een individuele opvangstructuur toe te kennen, volgens het Hof immers onevenredige gevolgen.

Antwoord

Het Grondwettelijk Hof beantwoordt de prejudiciële vraag dan ook als volgt:

“In zoverre het niet toelaat dat de materiële hulp die wordt toegekend aan een minderjarige die met zijn ouders illegaal op het grondgebied verblijft, wiens staat van behoeftigheid is vastgesteld door een openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn en ten aanzien van wie de ouders niet in staat zijn hun onderhoudsplicht na te komen, kan worden toegekend in een individuele opvangstructuur wanneer de toekenning van die materiële hulp in een collectieve opvangstructuur absoluut onmogelijk is om medische redenen met betrekking tot de minderjarige of een gezinslid dat met hem is gehuisvest, is artikel 60 van de wet van 12 januari 2007 niet bestaanbaar met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in samenhang gelezen met de artikelen 2, lid 2, 3, lid 2, en 24 van het Verdrag inzake de rechten van het kind.”

Het Hof stelt verder geen ruimere ongrondwettigheid vast.

Ook interessant

Vreemdelingenrecht
woensdag 08 mei 2024

Nieuw aanklampend terugkeerbeleid goedgekeurd door Kamer

Op donderdag 2 mei 2024 keurde de Kamer het wetsontwerp van staatssecretaris voor Asiel en Migratie Nicole de Moor goed, dat een aanklampend terugkeerbeleid moet invoeren.

Meer lezen
Vreemdelingenrecht
donderdag 02 mei 2024

Voortaan D-visum met oog op huwelijk of wettelijke samenwoonst

Sinds 15 januari 2024 moet de feitelijke partner van een Belg of derdelander met verblijfsrecht in België een D-visum aanvragen met het oog op het afsluiten van een huwelijk of wettelijke samenwoning in België als het oogmerk daarna gezinshereniging in België is. Men kan daarvoor dus geen C-visum meer vragen.

Meer lezen