Ga verder naar de inhoud

OVB gehoord over de bescherming van de gees­tes­zie­ke

donderdag 08 februari 2024

Op 6 februari 2024 werden we in de Kamercommissie Justitie gehoord over het wetsontwerp tot wijziging van de wet op de bescherming van de persoon van de geesteszieke (nr. 3721). Stafhouder Erik Schellingen vertegenwoordigde ons en lichtte ons standpunt toe.

Nico Moons

Jurist studiedienst
Avatar

Deel dit artikel

Ver­dui­de­lij­king en ver­men­se­lij­king

Het wetsontwerp is in belangrijke mate een vertaling van het eindrapport van een werkgroep opgericht door de voormalige ministers van Justitie en Volksgezondheid. 

Het uitgangspunt is om zoveel mogelijk stigmata rond de persoon van de geesteszieke weg te werken, een duidelijkere omschrijving te geven van wat een psychiatrische aandoening behelst en om maximaal in te zetten op alternatieven voor gedwongen opname zonder de veiligheid van de samenleving in gevaar te brengen.

De belangrijke rol van de advocaat in het kader van gedwongen beschermingsmaatregelen bij personen met een psychiatrische aandoening wordt bevestigd in dit wetsontwerp.
— Stafhouder Erik Schellingen

Opmerkingen OVB

Bij monde van stafhouder Schellingen hebben we de Kamercommissie Justitie geïnformeerd dat zij het wetsontwerp een vooruitgang vindt, maar dat er wel middelen en mensen nodig zijn voor de uitvoering ervan.

De advocatuur is in ieder geval klaar: via Salduzweb en de permanentiedienst kan er onmiddellijk een advocaat kan worden toegevoegd.

De volgende opmerkingen bij het wetsontwerp werden gemaakt:

  • De aanwezigheid van het openbaar ministerie op de zitting zou verplicht moeten worden. Nu is het parket als verzoekende partij quasi altijd afwezig, maar daarnaast kunnen het OM ook een belangrijke rol spelen om de vrederechter te informeren over de betrokken patiënt. Het medisch attest is immers vaak minimalistisch opgesteld waardoor het niet evident een correct beeld te schetsen.
  • Er is nood aan uniformiteit van de vergoedingen, weliswaar nooit ten laste van de patiënt. Deze bekommernis stemt voort uit het feit dat de kosten en prestaties doorgaans door de BJB’s worden gedekt, maar dat er in sommige arrondissementen een vergoeding door het Taxatiebureau van de FOD Justitie wordt toegekend.
  • De patiënt zou aan de vrederechter moeten kunnen laten weten dat hij wenst dat bepaalde personen niet in kennis worden gesteld van de beslissing. Daarnaast zou een kind vanaf 12 jaar dan weer de mogelijkheid moeten krijgen om op de hoogte te worden gebracht van beslissingen genomen met betrekking tot een ouder.
  • De term “wettelijke vertegenwoordiger” zou best vervangen worden door advocaat en waar relevant door bewindvoerder. Het moet duidelijk zijn wie de wet exact bedoelt zodat er geen verwarring ontstaat.