Ga verder naar de inhoud

Bur­ge­mees­ters op jacht naar potentiële criminelen?

woensdag 15 maart 2023

Een nieuw wetsontwerp machtigt het college van burgemeester en schepenen om een uitbatingsvergunning in te trekken of te weigeren, dan wel een publiek toegankelijke inrichting sluiten, wanneer een integriteitsonderzoek naar de (prospectieve) uitbater aantoont dat er een ernstig risico bestaat dat de uitbating gepaard zal gaan met strafbare feiten.

In november 2022 bezorgden we reeds een kritisch advies aan het kabinet over het voorontwerp van het huidige wetsontwerp. Daarin benadrukten we onze terughoudendheid over de groeiende 'bewapening van het bestuur', en stelden we ernstige vragen bij het uitgangspunt van deze regeling: kan je crimineel gedrag wel voorspellen en op basis daarvan een uitbatingsbeleid voeren? Wordt zo geen 'intentiepolitie' in het leven geroepen?

Ben Claes

Jurist studiedienst
Ben Claes

Deel dit artikel

De minister van Binnenlandse Zaken, Annelies Verlinden, diende een nieuw wetsontwerp in dat tot doel heeft om de bestuurlijke handhaving op lokaal niveau te versterken. Het wetsontwerp wil lokale besturen zo meer slagkracht geven om georganiseerde criminaliteit te bestrijden.

Kracht­lij­nen

Het wetsontwerp richt een Directie voor Integriteitsbeoordelingen voor Openbare Besturen (DIOB) op. Die instelling heeft tot taak om jaarlijks een risicoanalyse op te stellen over economische sectoren en activiteiten waarin ondermijnende criminaliteit zich kan manifesteren. Op basis van die analyse kan de Koning bij KB een lijst met risicovolle sectoren opstellen. Gemeenteraden kunnen vervolgens op basis van die lijst bij politieverordening bepalen naar welke lokale economische sectoren en activiteiten een integriteitsonderzoek kan plaatsvinden.

Dat integriteitsonderzoek wordt bevolen door de burgemeester en heeft betrekking op de personen die in feite of in rechte belast zijn met de uitbating van een publiek toegankelijke inrichting. Het onderzoek kan worden uitgebreid naar personen die met de uitbater verbonden zijn en die specifieke strafbare feiten hebben gepleegd of ten aanzien van wie er gegronde vermoedens bestaan dat ze zulke feiten hebben gepleegd of zullen plegen. Wanneer verder onderzoek noodzakelijk is, kan de gemeente een advies bij DIOB inwinnen.

Indien uit het integriteitsonderzoek, aangevuld door het advies van DIOB, blijkt dat er een ernstig aanwijsbaar risico bestaat dat de inrichting zal worden gebruikt om specifieke strafbare feiten (bijvoorbeeld witwassen van geld, mensensmokkel en -handel, fiscale en sociale fraude, informaticabedrog, ... ) te plegen, kan het college van burgemeester en schepenen, op voorstel van de burgemeester, de uitbatingsvergunning weigeren of intrekken, dan wel de inrichting sluiten.

Die beslissingen moeten de gemeenten bezorgen aan de DIOB, die ze voor een periode van vijf jaar bewaart in een nieuw centraal register van integriteitsonderzoeken.

Verder biedt het wetsontwerp aan de burgemeester de mogelijkheid om een gesloten inrichting bestuurlijk te verzegelen. Hij zou voortaan ook een politiemaatregel kunnen laten gepaard gaan met een bestuurlijke dwangsom.

Advies OVB

We zijn steeds erg terughoudend en kritisch geweest over de groeiende "bewapening" van het bestuur. Hoewel het noodzakelijk lijkt om op zoek te gaan naar oplossingen voor het strafrechtelijk handhavingstekort en de rigiditeit van de strafprocedure, wijzen we wel op de procedurele waarborgen die gelden in het strafprocesrecht. Bovendien beschikken gemeenten in het kader van de bestuurlijke handhaving over een behoorlijk ruime discretionaire bevoegdheid en dat is – zoals verderop aan bod komt – niet anders in dit wetsontwerp. Ieder wetgevend initiatief dat een meer gewapend bestuur beoogt – en zeker één van deze impact en omvang – is daarom een precaire evenwichtsoefening waarmee men een erg dunne lijn bewandelt tussen de efficiëntie van het lokale niveau en de uitholling van enkele fundamentele principes van de rechtstaat en de scheiding der machten.

Dit wetsontwerp doet in dat opzicht enkele opmerkelijke maar ook problematische voorstellen, op basis waarvan wij enkel opnieuw kunnen vaststellen dat extreme waakzaamheid op haar plaats is.

Onze be­lang­rijk­ste aan­dachts­pun­ten

Vermoeden van (on)schuld

We zijn erg kritisch voor maatregelen die gebaseerd zijn op voorafgaande strafbare feiten of omstandigheden om potentieel toekomstig gedrag te voorspellen. We vinden het pertinent onverenigbaar met het vermoeden van onschuld dat een burger gestraft zou kunnen worden met het weigeren of intrekken van de vergunning voor zijn winkel wegens strafbare feiten die zich mogelijks nooit zullen voordoen.

Te ruime appreciatiemarge voor het bestuur

Verder stellen we vast dat het college van burgemeester en schepenen over een erg ruime bevoegdheid en appreciatiemarge komt te beschikken. Die kan een maatregel nemen op basis van wat zou kunnen gebeuren, en dat met betrekking tot misdrijven die tot nu toe door de strafrechter werden beoordeeld. Hoewel de ontworpen regeling er alles aan doet om te overtuigen dat de toekomstige schuld al bijna vast lijkt te moeten staan, zal de opportuniteitsmarge in de praktijk erg ruim blijven.

De maatregelen van het college kennen ook erg verdragende gevolgen. De maatregelen zullen namelijk gedurende vijf jaar opgenomen worden in het centraal register van integriteitsonderzoeken. Dat betekent dat een reeds strenge maatregel voor potentiële misdrijven erg lang aan de uitbater zal blijven kleven. Andere gemeenten zullen zich immers baseren op “hits” in de databank. Zo dreigt een uitbater met goede intenties nergens nog een publiek toegankelijke inrichting te kunnen opstarten of uitbaten. Het register van integriteitsonderzoeken wordt zo de facto een strafregister voor potentiële misdrijven.

Rechten van de partijen

Het wetsontwerp stelt weliswaar dat het gemotiveerde advies van de DIOB geen gegevens mag vermelden die schade zouden kunnen toebrengen aan onder meer het geheim van een lopend strafonderzoek. De OVB mist hier evenwel een verwijzing in meer algemene termen naar de procedurele rechten van de partijen, in het bijzonder de rechten van verdediging. Het advies kan leiden tot een bestuurlijke maatregel die een strafrechtelijke behandeling en eventuele veroordeling predateert.

Praktische haalbaarheid

Tot slot stelden we ons ernstige vragen bij de praktische haalbaarheid van de voorgestelde regeling. Als gemeenten besluiten om bepaalde economische sectoren en activiteiten te onderwerpen aan een integriteitsonderzoek, moeten ze immers alle bestaande uitbaters in die sectoren en activiteiten doorlichten, en dat binnen een redelijke termijn. Dat lijkt ons schier onmogelijk voor grote steden.

Ook interessant

Publiekrecht
dinsdag 23 april 2024

Nieuw wetsontwerp streeft naar taalevenwicht in Brusselse justitiële organen

We gaven advies over het Wetsontwerp houdende bepalingen inzake de taalvereisten met betrekking tot diverse functies in de rechtbanken van Brussel. Dat wetsontwerp heeft enerzijds tot doel om tegemoet te komen aan GwH nr. 96/2014, en wil anderzijds het taalevenwicht onder de korpschefs in het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad garanderen. Tot slot voert het een verplichting in voor alle korpschef van dat arrondissement om het bewijs te leveren van een functionele kennis van de andere landstaal.

Meer lezen
Publiekrecht
vrijdag 18 augustus 2023

Koninklijke besluiten voltooien recente procedurele hervorming Raad van State

Recent verschenen twee koninklijke besluiten die het sluitstuk vormen van de procedurele hervorming van Raad van State, afdeling bestuursrechtspraak, eerder dit jaar. Het ene Koninklijk Besluit brengt tal van wijzigingen aan in de procedurereglementen, terwijl het andere “de zaken van hoger algemeen belang” opsomt ten aanzien waarvan het College van korpschefs van de Raad maatregelen kan treffen om die zaken met voorrang te behandelen.

Meer lezen